Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI issue:
[Nr. 3]
DOI article:
Weve, Jan J.: Monumenten van geschiedenis en kunst in Nijmegen
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0108
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
zoomede in de verzamelingen van den heer G. M. Kam en de paters Jezuïten van het
Canisius-College (beide aan den Berg-en-dalschen weg) bestaat overvloedige gelegenheid
om aan de opgegraven voorwerpen de verschillende cultuur-perioden dezer eeuwen te
bestudeeren.

Uit de hierboven beproefde dateering van den aan vang der geschiedenis van
Nijmegen, mag geenszins worden afgeleid dat zij als een onafgebroken geheel kan worden
vervolgd. Van de Frankenstammen, die, na vele worstelingen, tegen het einde van de
4de eeuw de Romeinen blijvend zijn opgevolgd, zijn maar weinig sporen overgebleven.

Men zou zelfs geneigd zijn aan te nemen dat
deze streken een langdurige periode van ontvolking
hebben gekend.

Van den strijd der Franken met het af-
nemend romeinsch gezag heeft het terrein van
den voormaligen burcht een klein tooneel bewaard.
Bij het onderzoeken in 1910 van den bodem van
het halfrond, dat als »Ruïne" bekend staat, werden
binnen dit kleine bestek de geraamten ontdekt van
niet minder dan zes gevallen strijders, waarvan
twee door de daarnaast gevonden zwaarden, als
Germanen (Franken) werden herkend.

Overigens zwijgt de geschreven geschiedenis
van Nijmegen ten eenenmale over den tijd, die
tusschen het vertrek der Romeinen en het optreden
van Karei den Groote verliep.

Volgens den Kroniek van Smetius, zou
in 692, of daaromtrent (alzoo onder Pepijn van
Herstal), te Nijmegen de eerste christelijke kerk
zijn gesticht. Willem van Berchen, de 15de-eeuwsche
Geldersche kroniekschrijver, vermeldt het feit alleen
als geschied onder »een der Pepijns”. Op welken
grond beider beweren steunt is onbekend. Daar
de H. Willebrord, na zijn terugkeer in 691 uit Rome, te Buren, Tiel en Dorestad (Wijk bij
Duurstede) predikte, is het niet onwaarschijnlijk dat hij het ook te Nijmegen deed, dat
alsdan reeds een stad van eenige beteekenis zou moeten geweest zijn.

Dat Nijmegen in het tijdperk der worsteling tusschen Franken en Friezen (7de en
8ste eeuw) niet wordt genoemd, is gereedelijk te verklaren door hare ligging. Het zwaarte-
punt van den strijd was Dorestad, dat als de sleutel gold van den toegang tot Friesland
van zee uit. Zoomin als Utrecht en Tiel handelsplaatsen van beteekenis waren, kon het
nog meer oostelijk gelegen Nijmegen tot bloei geraken; terwijl daarenboven de Rijn en
geenszins de Waal, toenmaals de hoofdverkeersweg te water was.

98
 
Annotationen