De positie der vereeniging is ongetwijfeld versterkt door de gelukkige omstandig-
heid, dat alle bestuursleden individueel zijn benoemd tot berichtgevers inzake Rijks-
monumentenzorg. Intusschen hebben de besprekingen van eenige der bestuursleden met
den voorzitter dier Rijkscommissie de wenschelijkheid doen uitkomen het werkterrein
der vereeniging eenigszins uit te breiden, niet uitsluitend te beperken tot de praehistorie —
al zal deze uiteraard den voorrang behouden — maar de oudheidkunde in het algemeen
te omvatten, zoodat er onmiddellijk verband zal kunnen bestaan tusschen de bericht-
geving e.a. der Rijksmonumentenzor’g en de werkzaamheden onzer vereeniging. Tot dat
doel dan ook zullen door het bestuur voorstellen tot wijziging der statuten worden
gedaan. Na aanneming daarvan zal een doeltreffende aanwijzing van correspondenten
over de geheele provincie verspreid, in de eerste plaats aan de orde moeten komen.
Verslag omtrent den toestand en de aanwinsten van het Museum Boymans over het
jaar 1919. — Het verslag wijdt enkele waardeerende woorden aan den heer P. Haverkorn
van Rijsewijk, directeur 1883—1908, en 8 Nov. 1919 te Renkum overleden.
Onder de aanwinsten vallen te vermelden eene Herbergscène van Adriaen Brouwer
(± 1605—1638), op paneel (34.8 X 26 c.M.), waarvoor de Vereeniging Rembrandt ƒ6000
in de aankoopsom tegemoet kwam, en een merkwaardig schilderij van den Rotterdamschen
meester Willem Buytenwech, op doek (49.3 X 68 c.M.), geschenk van den Heer A. C. Mees.
Beide schilderijen zijn bij het verslag afgebeeld. De collectie glaswerk werd uitgebreid
met 28 nagenoeg gave exemplaren van Romeinsch glaswerk, aangekocht uit door particulieren
verstrekte gelden. Twee portretten door H. M. Sorgh, in 1912 in bruikleen gegeven,
werden teruggenomen.
De moderne kunst werd uitgebreid door een geschenk van vier teekeningen van
Albert Hahn, aankoop van eene dierstudie van C. J. Mension en bruikleen van een
landschap van Vincent van Gogh, de kerk te Nuhnen, hetwelk bestemd is voor een der
vertrekken van het nieuwe Raadhuis.
Verslag van den toestand van het Frans Halsmuseum over het jaar 1919. — Bij raads-
besluit van 26 Februari werd een crediet van ƒ 12.000 verleend om de nog niet gerestaureerde
Halsen door den Heer F. de Wild te doen restaureeren en spoedig daarna werd met de
reiniging van de «Maaltijd der Officieren van den S. Jorisdoelen”, uit 1616, begonnen.
De beschadigingen werden, waar noodig, over een laag mastikvernis met eiwitverf bijgestipt.
Naar aanleiding van opmerkingen over het gevaar, dat de verf door de alcoholbehandeling
zoude aangetast worden, werd een chemisch onderzoek ingesteld door Dr. G. v. d. Sleen,
waarbij in de van het schilderij verwijderde stof geen verf werd aangetroffen, «zoodat
aangenomen mag worden, dat de alcohol de verf niet beschadigde.”
Belangrijke aanwinsten door aankoop of geschenk vonden niet plaats, doch het
museum verkreeg in bruikleen van den Heer A. Preyer te ’s-Gravenhage een mansportret
170
heid, dat alle bestuursleden individueel zijn benoemd tot berichtgevers inzake Rijks-
monumentenzorg. Intusschen hebben de besprekingen van eenige der bestuursleden met
den voorzitter dier Rijkscommissie de wenschelijkheid doen uitkomen het werkterrein
der vereeniging eenigszins uit te breiden, niet uitsluitend te beperken tot de praehistorie —
al zal deze uiteraard den voorrang behouden — maar de oudheidkunde in het algemeen
te omvatten, zoodat er onmiddellijk verband zal kunnen bestaan tusschen de bericht-
geving e.a. der Rijksmonumentenzor’g en de werkzaamheden onzer vereeniging. Tot dat
doel dan ook zullen door het bestuur voorstellen tot wijziging der statuten worden
gedaan. Na aanneming daarvan zal een doeltreffende aanwijzing van correspondenten
over de geheele provincie verspreid, in de eerste plaats aan de orde moeten komen.
Verslag omtrent den toestand en de aanwinsten van het Museum Boymans over het
jaar 1919. — Het verslag wijdt enkele waardeerende woorden aan den heer P. Haverkorn
van Rijsewijk, directeur 1883—1908, en 8 Nov. 1919 te Renkum overleden.
Onder de aanwinsten vallen te vermelden eene Herbergscène van Adriaen Brouwer
(± 1605—1638), op paneel (34.8 X 26 c.M.), waarvoor de Vereeniging Rembrandt ƒ6000
in de aankoopsom tegemoet kwam, en een merkwaardig schilderij van den Rotterdamschen
meester Willem Buytenwech, op doek (49.3 X 68 c.M.), geschenk van den Heer A. C. Mees.
Beide schilderijen zijn bij het verslag afgebeeld. De collectie glaswerk werd uitgebreid
met 28 nagenoeg gave exemplaren van Romeinsch glaswerk, aangekocht uit door particulieren
verstrekte gelden. Twee portretten door H. M. Sorgh, in 1912 in bruikleen gegeven,
werden teruggenomen.
De moderne kunst werd uitgebreid door een geschenk van vier teekeningen van
Albert Hahn, aankoop van eene dierstudie van C. J. Mension en bruikleen van een
landschap van Vincent van Gogh, de kerk te Nuhnen, hetwelk bestemd is voor een der
vertrekken van het nieuwe Raadhuis.
Verslag van den toestand van het Frans Halsmuseum over het jaar 1919. — Bij raads-
besluit van 26 Februari werd een crediet van ƒ 12.000 verleend om de nog niet gerestaureerde
Halsen door den Heer F. de Wild te doen restaureeren en spoedig daarna werd met de
reiniging van de «Maaltijd der Officieren van den S. Jorisdoelen”, uit 1616, begonnen.
De beschadigingen werden, waar noodig, over een laag mastikvernis met eiwitverf bijgestipt.
Naar aanleiding van opmerkingen over het gevaar, dat de verf door de alcoholbehandeling
zoude aangetast worden, werd een chemisch onderzoek ingesteld door Dr. G. v. d. Sleen,
waarbij in de van het schilderij verwijderde stof geen verf werd aangetroffen, «zoodat
aangenomen mag worden, dat de alcohol de verf niet beschadigde.”
Belangrijke aanwinsten door aankoop of geschenk vonden niet plaats, doch het
museum verkreeg in bruikleen van den Heer A. Preyer te ’s-Gravenhage een mansportret
170