Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 13.1920

DOI issue:
[Nr. 5]
DOI article:
Vermeulen, Frans A. J.: Zes teekeningen van Pieter Saenredam
DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.19839#0207
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
Het daaropvolgende jaar vertoont dan echter eene buitengewone stijging der uit-
gaven, tot een totaal van ƒ2688.—. Van dit voor dien tijd zeer hooge bedrag wordt de
eerste post geboekt op den tienden April 1613: »getelt aen de kerckmeesters tot reparatie
aen de Kerck ƒ300.—”, terwijl de grootste posten in de maanden September en October
voorkomen, tot een gezamenlijk bedrag van ƒ1225.—. Het valt niet te betwijfelen (al
geven de rekeningen ons geen nadere bijzonderheden), dat het wel bijzondere en zeer
uitgebreide werkzaamheden en «reparaties” geweest moeten zijn, die zoo hooge kosten
veroorzaakten. En, opmerkelijk: juist uit ditzelfde jaar 1643 dagteekent Saenredam’s groote
teekening [II], de studie voor de Amsterdamsche schilderij, waarin hij blijkbaar het
oorspronkelijk aanzicht der kerk, vóór de op handen zijnde wijzigingen, heeft willen
vastleggen. Deze wijzigingen — welke we hierboven bij de teekening van 1654 [III]
bespraken — geschiedden dan in den loop der beide volgende jaren. Voor 1644 vinden
we nl. wederom een hoog totaal aan uitgaven »tot reparatie aen de Kerck”: ƒ1738.10,
terwijl onder de kosten over 1645 een post voorkomt (14 Juli): «Gegeven aen die Kerck-
meesters tot die Predicant ende die Leydecker ende glaesenmaecker ende smit f 300.—.”
Den voor ons belangrijksten post vinden we echter in dit jaar als volgt geboekt:

voor het verteekenen van de graven in de Kerck.ƒ 58.—

Hieruit blijkt, dat in 1645 een nieuw plan voor de indeeling der graven werd
ontworpen en dat dus de ophooging van den kerkvloer in dit en in het voorgaande jaar
geschiedde. Ten overvloede wordt deze ophooging dan nog nader bevestigd door het
feit, dat, bij het sloopen van den toren, in 1895, onder den daarin liggenden vloer van
blauwe zerken, ongeveer lVz Meter lager, een vloer van roodgebakken tegels, gelijk met
den beganen grond te voorschijn kwam J).

Gedurende de jaren 1645—1648 moet dan blijkbaar de gemeentekas eerst weer op
haar verhaal komen en wordt (in 1648) slechts ƒ 200 aan herstellingen uitgegeven; maar
daarna vinden we in 1649 en 1650 achtereenvolgens bedragen van ƒ 1300 en ƒ1021.10.
Waarschijnlijk werden in deze jaren de verdere inwendige verbouwingen, zooals we die,
als gevolg der ophooging, constateerden in de teekening uit 1654, voltooid. In 1651
dalen de uitgaven dan weer tot het normale bedrag van ƒ 410 en daarna gaan de rekeningen
over tientallen van jaren ontbreken, zoodat het onderzoek niet verder dan dit laatste jaar
kon worden voortgezet ~).

TEEKEN1NGEN DER ST. LAURENSKERK TE ALKMAAR.

Blijkt uit het voorgaande welk een nauwlettend waarnemer, welk een gewetensvol
uitbeelder van bouwwerken Pieter Saenredam was, de beide volgende teekeningen komen
ons dan zijn goed begrip van architectuur, zijne beteekenis als architectuur-schilder, op
eigenaardige wijze bevestigen. 1 2

1) Volgens schriftelijke mededeeling van de heeren Ds. Witkop en K. Cz. de Boer voornoemd.

2) Mededeeling van den heer C. J. Gonnet.

187
 
Annotationen