Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Campen, Jacob van [Hrsg.]; Vennekool, Jacob [Hrsg.]
Afbeelding van't Stadt Huys Van Amsterdam: In dartigh Coopere Plaaten geordineert — Amsterdam, 1661

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.8175#0008
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
de oogen der Konstenaars en Lief-hebbers, heeft weten as
te schilderen. De onvergelijkelijke Bouw-heer Jacob van
Campen , vol Jeert in zijn wetenschap, heest niet alleen
gewilt, dat het Stad tJiuyssoo, ghelijk hy^c begreepen,en
geschikt hadde, en van den E. Achtbaare Raadt onder veel
andere uy t gekoren was, op den Dam,in fteen en houdt, de
oogen der Aanschouwers loude verlustighen, en van ver-
wonderingh verbaast doen staaren : maar ook sonder op-
houden mijn Vader zalig: die voor zijn doodt de handt al
aan ''t werk gessagen hadde, en daar na ook my > uyt Jtalien
t3 huys ghekeert zijnde, aan gheweeft om het in Print as te
beelden, en Vaders aangevanghe werkte vol tooy en,* ten
eynde, niet alleen onse Landts-genooten het wat dieper en
met meer kennis mochten bezien: maar ook de ver-afgele-
gene Vreemdelingen, dien of ongeleegentheyt os ongene-
gentheydt van reysen, t' huys hiel, moghten aan 't ghesicht
van so uytmuntend een wonder-ftuk deelachtigh worden:
Doch voornemelijck op dat alle leer-luftige verftanden, en
Konst-kenners, voordeel souden konnen trekken uyt de
volmaakte Bouw-ordre, naauwkeurigh waar ghenomenin
dit heerlijk stuk Werks, 3t welk alle de aaloude Wonderen
ver de loes as steekt. Dese selsde redenen, als mede om de
grootsheyd en moogendheyd mijner Geboorte-Stadt, foo
ver als Boeken de Wereld t door rey fen, bekent te maken,
hebben my bewooghen , hoewel met groote koften en
moey ten,alsoo my de Meefter door een al te ontijdige doot
onder de handt ontvallen is, te voltrecken dit van Vader
by der handt genomen Werk, dat ik nu de vry moedighey t
neem, om U E, Achtbaarheeden met een diepe eerbiede-
nis op te draaghen. Ik twijssel geensins os U E. Acht-
baarheden sullen, alsoo zy met reeden los en roem hebben
van de Stichters van 't Ghebouw zels te zijn, de af-fchilde-
ringh niet weygheren, met den opssaghvan een goet-gun-
stigh oogh te begenaadigen, noch't ook zigh belghen, dat
haardoorluchteNaamen,de toevlucht der verleeghene,
op't voorhooft van mijn Werk, om't wat luyfters by te
fetten, uyt geprent ftaan. En fchoon mijn offer ver bene-
 
Annotationen