Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 1.1887-1888

DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24587#0758
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
726 AANKONDIGINGEN EN ADVERTENTIfiN.

choorgestoelte gebouwd, dat thands, van een groene (!) verflaag ont-
daan en gelukkig niet te radikaal gerestaureerd, met haar XVe-eeuw-
sche beeid- en ornementwerk, de Groote Kerk verciert. Het
verstrekt het kollegie van kerkvoogden tot bizondere eer, dat zij
een frankforter richard, die werklijk Rothschild heette, hebben
te-leur-gesteld, toen hij meende dat voor geld alles te koop was.

Nog Staat de auteur bij eenige andere voorwerpen in de
kloosterkerk Stil en wel vooral bij het oude niet meer gebruikte
orgel, aan de Noordzij der kerk, waaraan zieh de naraen van Anto-
nie Verbeeck (1634) en A. A. Hinz (1731) verbinden.

De toren der Hoofdkerk is den auteur gebleken op te klimmen
tot de helft der XIV0 Eeuw. De klokken besprekende, maakt hij
ons met den naam van Goebel Zael als klokgieter bekend, van
Wien nog geen notitie genomen was en die werkte in ’t begin
der XVIe Eeuw. De Maria-klok is vercierd met de keten van het
Gulden Vlies.

De Groote Kerk is gebouwd in 1446-1466. De Heer van der
Meulen heeft gloed weten aan te brengen in den stijl, die zijne
denkbeeiden en Schilderingen bezieh.

De fotografien van details der beroemde choorbanken strekken
het boek tot een bizonder cierraad.

Een Ms.-missaal (met muzieknoten) vindt 00k in den Heer
van der Meulen een liefdevol beschrijver.

Wat de auteur van de graisteenen zegt, maakt ons meer en
meer verlangend naar eene uitgave van zerken, gelijk men er in
Belgien meer dan eene heett.

Een grafmonument van 1620, door een tot dus-ver onbekend
Vriesch beeldhouwer, Hans Schunnema, vervaardigd en een ander
van 1718 hebben in hooge mate onze aandacht geboeid.

Het eerste is een Allianz-Denkmal : een Ridder met zijn
Vrouw : Godschalcus ab Heerma en Sithia a Cammingha. Het
tweede is eene allegorie.

In de XVII0 Eeuw beleefde Boisward een tijdperk van wel-
vaart en glorie. Toen verrees het Raadhuis, dat, met zijne hooge
daken en balustraden, met zijne döorschietende geveltoppen, zieh
verjüngend (zoo als de Duitscher het aardig noemt) door eene
geestige profileering der platereske ornementen, met zijne aan-
vullings-obelisken, met zijn geheelen bouw van rooden baksteen,
afgewisseld met witte bergsteenen banden, wel niet « in de bouw-
kunde » als « geheel eenig », gelijk de auteur zieh uitdrukt, ver-
rijst : maar de kolommen van baksteen, in den muur ingelaten en
geplaatst op pilastervormige rechtstanden, is wel iets eigenaardigs,
al behoefde de bouwmeester ze niet « uit Rome en Griekenland »
te halen. ’t Is waar, dat het Bolswarder Raadhuis een fraaye
samensmelting vertoont (waar baksteen hoofdzaak blijft) van den
Hollandschen stijl van 1600 met het pilaster- en (nu 00k) kolom-
menstelsel.
 
Annotationen