BOKKEN KEN NIS.
Verder wordt uiteengezet hoe Huet volgens zijne geestesgaven
ertoe had kunnen komen den schrijver juist te beoordeelen, doch
met zijne opvoeding en zijnen aard van studie was dit onmogelijk.
Hij wist van Da Costa en Groen tegenover Alb. Th. alleen
te zeggen cc dat de eene orthodoxie de andere opeet ». Ook Huets
vonnis over Bilderdijk uitgesproken, zegt de schrijver, verraadt
onkunde. Die cc ideënwereld » kon de divageerende twijfelaar
niet vatten. Alberdingk als leerling van Bilderdijk kon aldus ook
niet door Huet worden verstaan.
Vervolgens geeft de schrijver een overzicht van de esthetische
beginselen van Alb. Th. en toont aan, dat wat er . minder aan-
neembaars in schijnt voortspruit uit gebrek aan studie van de
christelijke wijsbegeerte.
Dat Jozef Alberdingk Thijm te zeer uitsluitend de duitsche
schoonheids-leeraars hebbe beoefend kan ik niet beamen. Naar
mijn weten heeft hij de assthetiek van Joseph Jungmann S. J. b. v.
niet gekend, terwijl van de andere zijde theoriën als die van
Lübke en cons. ter nauwernood door hem werden overdacht en
al reeds onbestudeerd een gruwel waren.
Alb. Thijms denkbeelden over de kunstschoonheid en de schoon-
heid in 't algemeen ontwikkelden zich als bij inspiratie en de wijze
waarop de eerw. schrijver die op bl. 32 beschrijft, schijnt mij de juiste.
Het tweede gedeelte der eerste aflevering draagt tot titel
Hofdijk, welke cc in hooge mate » door den schrijver, cc wordt
bewonderd » als cc een der beste dichters van den nieuwen tijd »,
waarover cc de kritiek onrechtvaardig gevonnisd heeft ».
V. Hoogstraten geeft echter toe dat Hofdijks cc verrassende
en vaak verrukkende natuurschilderingen » ons in Kennemerland
meer boeien dan de handelende personen. Doch er spreekt b. v.
« in Helena eene ziel voor wie men eene weldadige s]-mpathie
voelt», ofschoon ook hier geene karakters, slechts eenige gemoeds-
bewegingen der personen geteekend worden. Hij was geen karak-
terschilder. Daarom hid Hofdijk zich ook nooit op dramatisch
gebied moeten wagen, en verliest hij zich in zijne Historische
landschappen in cc oppervlakkige bespiegelingen ».
Zoo missen de mannen van wetenschap in Hofdijks werken
eenen vasten bodem onder hunne voeten (ii6j. Doch zijne dicht-
kunst moge door alle jonge dichters hoog gewaardeerd worden.
Dit zijn de gedachten welke door den schrijver met klaarheid,,
in vloeienden stijl worden ontwikkeld.
De derde aflevering bevat het leven van Fridrich Leopold
Graf zu Stolberg (^So-tSig), vooral bewerkt naar de studie van-
Joh. Janssen.
Hier vindt de schrijver zijn eigenlijk ideaal : eene hoogst
edele figuur, strevende naar de waarheid, offenvillig en ingetogen,
het leven wijdende aan de verheerlijking van het christendom. In
Verder wordt uiteengezet hoe Huet volgens zijne geestesgaven
ertoe had kunnen komen den schrijver juist te beoordeelen, doch
met zijne opvoeding en zijnen aard van studie was dit onmogelijk.
Hij wist van Da Costa en Groen tegenover Alb. Th. alleen
te zeggen cc dat de eene orthodoxie de andere opeet ». Ook Huets
vonnis over Bilderdijk uitgesproken, zegt de schrijver, verraadt
onkunde. Die cc ideënwereld » kon de divageerende twijfelaar
niet vatten. Alberdingk als leerling van Bilderdijk kon aldus ook
niet door Huet worden verstaan.
Vervolgens geeft de schrijver een overzicht van de esthetische
beginselen van Alb. Th. en toont aan, dat wat er . minder aan-
neembaars in schijnt voortspruit uit gebrek aan studie van de
christelijke wijsbegeerte.
Dat Jozef Alberdingk Thijm te zeer uitsluitend de duitsche
schoonheids-leeraars hebbe beoefend kan ik niet beamen. Naar
mijn weten heeft hij de assthetiek van Joseph Jungmann S. J. b. v.
niet gekend, terwijl van de andere zijde theoriën als die van
Lübke en cons. ter nauwernood door hem werden overdacht en
al reeds onbestudeerd een gruwel waren.
Alb. Thijms denkbeelden over de kunstschoonheid en de schoon-
heid in 't algemeen ontwikkelden zich als bij inspiratie en de wijze
waarop de eerw. schrijver die op bl. 32 beschrijft, schijnt mij de juiste.
Het tweede gedeelte der eerste aflevering draagt tot titel
Hofdijk, welke cc in hooge mate » door den schrijver, cc wordt
bewonderd » als cc een der beste dichters van den nieuwen tijd »,
waarover cc de kritiek onrechtvaardig gevonnisd heeft ».
V. Hoogstraten geeft echter toe dat Hofdijks cc verrassende
en vaak verrukkende natuurschilderingen » ons in Kennemerland
meer boeien dan de handelende personen. Doch er spreekt b. v.
« in Helena eene ziel voor wie men eene weldadige s]-mpathie
voelt», ofschoon ook hier geene karakters, slechts eenige gemoeds-
bewegingen der personen geteekend worden. Hij was geen karak-
terschilder. Daarom hid Hofdijk zich ook nooit op dramatisch
gebied moeten wagen, en verliest hij zich in zijne Historische
landschappen in cc oppervlakkige bespiegelingen ».
Zoo missen de mannen van wetenschap in Hofdijks werken
eenen vasten bodem onder hunne voeten (ii6j. Doch zijne dicht-
kunst moge door alle jonge dichters hoog gewaardeerd worden.
Dit zijn de gedachten welke door den schrijver met klaarheid,,
in vloeienden stijl worden ontwikkeld.
De derde aflevering bevat het leven van Fridrich Leopold
Graf zu Stolberg (^So-tSig), vooral bewerkt naar de studie van-
Joh. Janssen.
Hier vindt de schrijver zijn eigenlijk ideaal : eene hoogst
edele figuur, strevende naar de waarheid, offenvillig en ingetogen,
het leven wijdende aan de verheerlijking van het christendom. In