Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 10.1897

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26590#0155

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
148 DE KUNSTENAARSFAMILIE KERRINCX.

2nJuli 1652 een zoon geboren, met name Willem, die
zich als kunstenaar ten hoogste verdienstelijk maakte.

De archieven der Antvverpsche St.-Lucasgilde
liouden het bewijs in dat hij in 1660 — dus op
achtjarigen ouderdom — als leerling in het werkhuis
trad van den beeldsnijder J.-B. Buys, ter gezegde
stad, waarna hij de kunst verder aanleerde bij Artus
Quellin, den Jonge, een der uitmuntendste beeldhou-
wers van zijnen tijd. Na vervolgens in 1674 vrij-
meester te zijn geworden, trok hij naar Parijs, alwaar
hij drie jaren verbleef. Naar Antwerpen teruggekeerd
werd hij in 1678 lid van de rederijkkamer de Olijf-
tak. Den ion December 1680 ging hij huwelijk aan
met Barbara Ogier, dochter van den gekenden too-
neelschrijver Willem Ogier, en in 1693 werd hij
deken der St.-Lucasgïlde, welke bediening hij in
1711 voor de tweede maal waarnam. Hij overleed
in de Scheldestad den 201 11 Juni 1719.

Het ligt in ons bestek niet hier de talrijke ge-
wrochten te doen kennen, waarmede Willem Kerrincx
zich als beeldhouwer eenen duurzamen naam ver-
wierf. De voornaamste zijner werken zijn hedendaags
nog te zien in de kerken van Antwerpen, Mechelen
en Leuven, en mogen terecht, naar de getuigenis
van Th. van Lerius, onder de uitmuntendste kunstvoort-
brengselen der XVIIe eeuw worden gerangschikt.

Ook zijn zoon, Willem-Ignaas Kerrincx, geboren
te Antwerpen den 22n April 1682 en aldaar overleden
den 2n Januari 1745, was een even ervaren beeld-
houwer, die terzelfder tijd het penseel hanteerde
en de bouwkunst beoefende.

In onze geschiedenis van Zele (1) vindt men

(1) Met medewerking van Fr. de Potter, Gent, C. Annoot-

Braeckman,' 1893.
 
Annotationen