OMROEPER.
183
Frankfort schitterden door verschillende hoedanigheden, maar allen
te zamen onder andere door natuurlijke voordracht, zonder scha*
penmanieren, gelijk sedert een paar dozijn jaren, de meeste en
bijzonder de halfbakken virtuozen (zangers en spelers) hebben aan
genomen, op het voorbeeld van Tamburini, toen hij geen ander
middel meer wist om zich te doen toejuichen.
De zang stond op zijne pooten; de voordracht had stijl en
en innigheid, bij den eenen wat meer, bij den anderen wat minder.
De koren hielden zich buitengewoon dapper. Welke taak toch
voor de sopranen ! Al ontbrak hier en daar een zekere innigheid,
de intonatiën waren door en door zuiver — en dat wil al veel
zeggen. Het orkest schittterde niet minder en de viool-solo van den
heer ter Have was ernstig en fijn. Kortom het was een glansrijke,
vérukkelijke avond.
Maatstok. — Toen Lulli in Frankrijk, door toedoen van Lode-
wijk XIV als orkestmeester werd aangesteld, heerschte de grootste
wanorde in het opvoeren der muziekstukken. Hij wist niet hoe hij
er toe zou geraken aan de vioolspelers van den lconing eenig gevoel
van maat te geven; op ’t laatst bediende hij zich van eenen stok
van ongeveer zes voet lengte, waarmede hij regelmatig op den vloer
sloeg, op de wijze van den metronoom.
Dit voorwerp viel hem toch wat lastig, en het gebeurde weleens
dat het op den rug van dezen of genen onwilligen vioolspeler
terecht kwam. Bij de uitvoering van een Te Deum, door hem voor
de genezing van Lodewijk XIV gecomponeerd, sloeg hij toevallig
met zijnen maatstok tegen den voet, waardoor een abces ontstond.
Aan de gevolgen daarvan overleed hij den 22n Maart 1687.
Van dit oogenblitr af werd de maatstok eene overlevering; doch
Lulli en zijne lessen gingen langzamerhand uit het geheugen. Toen
Gluck te Parijs aankwam, om zijn Iphigénie, die in 1774 is opge-
voerd, aan te leeren, zag het er met de koninklijke muziekacademie
ellendig uit. ’s Winters speelde men met handschoenen; de uitvoerders
kenden den stok van Lulli niet meer, en speelden zonder maat; ook
zongen de koorzangers geene drie noten, zonder er versieringen van
eigen vinding bij te voegen. Gluck herschiep het orkest geheel en al;
de studiën van zijn eerste stuk duurden een jaar. Het was maar na
deze herhaalde pogingen dat de violen regelmatig begonnen te spelen
en de koorzangers accoorden lieten hooren, welke meer met de ver-
eischten der harmonie overeenstemden.
Alleen Lulli’s maatstok was gebleven, en iedereen weet hoe J.-J.
Rousseau den spot dreef met den « houthakker » der Opera.
Standbeeldennieuws.
Te Munster is een gedenkteeken onthuld voor de dichteres
Annette v. Droste-Hülshoff.
183
Frankfort schitterden door verschillende hoedanigheden, maar allen
te zamen onder andere door natuurlijke voordracht, zonder scha*
penmanieren, gelijk sedert een paar dozijn jaren, de meeste en
bijzonder de halfbakken virtuozen (zangers en spelers) hebben aan
genomen, op het voorbeeld van Tamburini, toen hij geen ander
middel meer wist om zich te doen toejuichen.
De zang stond op zijne pooten; de voordracht had stijl en
en innigheid, bij den eenen wat meer, bij den anderen wat minder.
De koren hielden zich buitengewoon dapper. Welke taak toch
voor de sopranen ! Al ontbrak hier en daar een zekere innigheid,
de intonatiën waren door en door zuiver — en dat wil al veel
zeggen. Het orkest schittterde niet minder en de viool-solo van den
heer ter Have was ernstig en fijn. Kortom het was een glansrijke,
vérukkelijke avond.
Maatstok. — Toen Lulli in Frankrijk, door toedoen van Lode-
wijk XIV als orkestmeester werd aangesteld, heerschte de grootste
wanorde in het opvoeren der muziekstukken. Hij wist niet hoe hij
er toe zou geraken aan de vioolspelers van den lconing eenig gevoel
van maat te geven; op ’t laatst bediende hij zich van eenen stok
van ongeveer zes voet lengte, waarmede hij regelmatig op den vloer
sloeg, op de wijze van den metronoom.
Dit voorwerp viel hem toch wat lastig, en het gebeurde weleens
dat het op den rug van dezen of genen onwilligen vioolspeler
terecht kwam. Bij de uitvoering van een Te Deum, door hem voor
de genezing van Lodewijk XIV gecomponeerd, sloeg hij toevallig
met zijnen maatstok tegen den voet, waardoor een abces ontstond.
Aan de gevolgen daarvan overleed hij den 22n Maart 1687.
Van dit oogenblitr af werd de maatstok eene overlevering; doch
Lulli en zijne lessen gingen langzamerhand uit het geheugen. Toen
Gluck te Parijs aankwam, om zijn Iphigénie, die in 1774 is opge-
voerd, aan te leeren, zag het er met de koninklijke muziekacademie
ellendig uit. ’s Winters speelde men met handschoenen; de uitvoerders
kenden den stok van Lulli niet meer, en speelden zonder maat; ook
zongen de koorzangers geene drie noten, zonder er versieringen van
eigen vinding bij te voegen. Gluck herschiep het orkest geheel en al;
de studiën van zijn eerste stuk duurden een jaar. Het was maar na
deze herhaalde pogingen dat de violen regelmatig begonnen te spelen
en de koorzangers accoorden lieten hooren, welke meer met de ver-
eischten der harmonie overeenstemden.
Alleen Lulli’s maatstok was gebleven, en iedereen weet hoe J.-J.
Rousseau den spot dreef met den « houthakker » der Opera.
Standbeeldennieuws.
Te Munster is een gedenkteeken onthuld voor de dichteres
Annette v. Droste-Hülshoff.