476 EILAND DER BLANKEN.
duizend jaar wonen bij de beide boetelingen, die
hem onderwijzen in allerlei zaken, den godsdienst
van Vishwu rakende, derwijze dat Narada alzoo tot het
geloof aan hem als den éenen God {aikanlitya, cl. 13427)
gebracht wordt. Daarna reist onze held verder naar
zijn eigen acrarna op den berg Himavant (1).
Het hoeft nauwelijks gezegd, dat deze episode,
die wij in het kort hebben samengevat en gedeel-
telijk vertaald, aan de aandacht der Sanskritisten
niet is ontsnapt, en aanleiding heeft gegeven tot
meer dan éen onderzoek of poging tot verklaring (2).
Stonden de hier gegeven opgaven alleen in de
indische letterkunde, men zou er al weinig kunnen
uit opmaken. Doch uit tal van plaatsen, in het Ma-
habharata en in andere indische werken, mogen wij
met zekerheid besluiten — aldus meenen verschillende
geleerden — dat de Hindo’s, in de eerste eeuwen,
met Christenen in aanraking zijn gekomen, het Chris-
tendom gekend hebben, en dat die « nieuwe leer »
op de ontwikkeling van hunne theologie en wijsbe-
geerte niet zonder invloed is gebleven (3). Dit
(1) Op eene andere plaats wordt nogmaals gesproken (fl. 13554
en volgg.) over den Vishmi-eeredienst, en zijn voortdurend bestaan in de
wereld. De verteller laat daar Narada zeggen (fl. 13608), dat niet alle
menschen tot den dienst van den éenen God (ekcinta), dus tot het mono-
theïsme, kunnen geraken; ware dit echter mogelijk, dan keerde op de
aarde de gouden eeuw, de Kxxtayuga (zie blz. 425, noot 2), terug.
(2) Zie de bibliographie bij Holtzmann, op. cit., II, bl. 229-230.
(3) Dit is een uiterst moeilijk en ingewikkeld vraagstuk. De voor-
gestelde oplossingen kan men als voorbarig aanzien, daar de noodige
gegevens, om tot een oplossing te kunnen komen, lang niet in genoegzame
mate voorhanden zijn. Mum, op. cit., inleiding, heeft op voortreffelijke
wijze de gansche kwestie sameugevat, en aangetoond, hoe weinig wij
nog weten.
duizend jaar wonen bij de beide boetelingen, die
hem onderwijzen in allerlei zaken, den godsdienst
van Vishwu rakende, derwijze dat Narada alzoo tot het
geloof aan hem als den éenen God {aikanlitya, cl. 13427)
gebracht wordt. Daarna reist onze held verder naar
zijn eigen acrarna op den berg Himavant (1).
Het hoeft nauwelijks gezegd, dat deze episode,
die wij in het kort hebben samengevat en gedeel-
telijk vertaald, aan de aandacht der Sanskritisten
niet is ontsnapt, en aanleiding heeft gegeven tot
meer dan éen onderzoek of poging tot verklaring (2).
Stonden de hier gegeven opgaven alleen in de
indische letterkunde, men zou er al weinig kunnen
uit opmaken. Doch uit tal van plaatsen, in het Ma-
habharata en in andere indische werken, mogen wij
met zekerheid besluiten — aldus meenen verschillende
geleerden — dat de Hindo’s, in de eerste eeuwen,
met Christenen in aanraking zijn gekomen, het Chris-
tendom gekend hebben, en dat die « nieuwe leer »
op de ontwikkeling van hunne theologie en wijsbe-
geerte niet zonder invloed is gebleven (3). Dit
(1) Op eene andere plaats wordt nogmaals gesproken (fl. 13554
en volgg.) over den Vishmi-eeredienst, en zijn voortdurend bestaan in de
wereld. De verteller laat daar Narada zeggen (fl. 13608), dat niet alle
menschen tot den dienst van den éenen God (ekcinta), dus tot het mono-
theïsme, kunnen geraken; ware dit echter mogelijk, dan keerde op de
aarde de gouden eeuw, de Kxxtayuga (zie blz. 425, noot 2), terug.
(2) Zie de bibliographie bij Holtzmann, op. cit., II, bl. 229-230.
(3) Dit is een uiterst moeilijk en ingewikkeld vraagstuk. De voor-
gestelde oplossingen kan men als voorbarig aanzien, daar de noodige
gegevens, om tot een oplossing te kunnen komen, lang niet in genoegzame
mate voorhanden zijn. Mum, op. cit., inleiding, heeft op voortreffelijke
wijze de gansche kwestie sameugevat, en aangetoond, hoe weinig wij
nog weten.