BIJLAGEN.
510
Het duister deinst naar ’t verre West.
Het Oosten klaart in rooden glans
En duid’lijk rijzen veld en bosch
In ’t stralen van den hemeltrans.
Daar komt de del ver met zijn spa
En zingt een liedje welgezind.
Hij gaat al wakker naar zijn werk
Terwijl hij denkt aan vrouwe en kind.
En klaarder, klaarder roodt het Oost,
En blinkt de dagraad ’t duister door.
En alle vogel juicht en zingt
En wacht den-blijden zonnegloor.
Nu zie!... De kimme brandt en blaakt.
De nacht vlood gansch uit ’t verre West.
De zonne rijst in gulden gloed,
En glanst ter stralende Oostervest!
O goede God! die alles schiept
En lucht èn aarde èn zonnegloed,
We aanbidden Uwe almachtigheid.
Ontvang der schepping dankb’ren groet!
Poperinghe ’g$.
Vinc. Lefere.
510
Het duister deinst naar ’t verre West.
Het Oosten klaart in rooden glans
En duid’lijk rijzen veld en bosch
In ’t stralen van den hemeltrans.
Daar komt de del ver met zijn spa
En zingt een liedje welgezind.
Hij gaat al wakker naar zijn werk
Terwijl hij denkt aan vrouwe en kind.
En klaarder, klaarder roodt het Oost,
En blinkt de dagraad ’t duister door.
En alle vogel juicht en zingt
En wacht den-blijden zonnegloor.
Nu zie!... De kimme brandt en blaakt.
De nacht vlood gansch uit ’t verre West.
De zonne rijst in gulden gloed,
En glanst ter stralende Oostervest!
O goede God! die alles schiept
En lucht èn aarde èn zonnegloed,
We aanbidden Uwe almachtigheid.
Ontvang der schepping dankb’ren groet!
Poperinghe ’g$.
Vinc. Lefere.