Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0024
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
ZOO SPRAK ZOROASTER.

den hoorder eene kleine verpozing geeft. Het wordt
aangestemd door hoorns en bazuinen. Nietzsche zegt
namelijk: « ’t Isnacht. Nu spreken alle fonteinen (sprin-
gende Brunnen) hoorbaar. Ook mijne ziele is een fontein, »
en het Danslied laat zich weldra weder hooren.

Het Sehnsuchtsmotiv, keert nu majeur terug --
dat beduidt : « Lust will tiefe, tiefe Ewigkeit » gelijk
wij in ’t begin zeiden.

« Zoo stijgt Zoroaster’s ziel dansend opwaarts over
alle werelden en hemelen. » Maar zij kan ons het
«Wereldraadsel » niet oplossen. Deze slotgedachte
van Zara-Nietzsche wordt bij Strauss uitgedrukt door
het slot-accoord :

’t Is wezenlijk treurig, jammerlijk, te aanschouwen
hoe de kunstenaars zelven, geroepen om op het altaar der
Schoonheid een der heerlijkste offers te brengen, waartoe
de Voorzienigheid zelve de gaven heeft uitgedeeld, de
aanleg heeft verleend, het genie, de scheppingskracht
heeft geschonken, — ’t is jammerlijk te zien, hoe dit bij-
zonder bevoorrecht deel der menschheid de middelen die

(i) Dit is geene schrijffouten geene drukfout; het is het onopge-
loste.... Raadsel (!). Men vindt in Richard Wagner’s werken, bij voor-
beeld in Lohengrin en Parsival, alsook bij andere toonkunstenaars,
yoorbeelden genoeg om in eenen muzikalen volzin, een Vermoeden, een
Vragen, een Raden uit te drukken, en dat wel zonder aan het eenvoudigst
gevoel van harmonie geweld aan te doen.
 
Annotationen