plaat in dit werk heeft aan de achterzijde een verklaring
in het latijn.
Vergelijkt .men nu deze plaat met de foto's die men aan-
treft in de moderne werken, dan is het verschil ontzagge-
lijk groot. Hier ziet men in het midden de traditioneele
overwelving van het middenpad en de rechthoekige vak-
jes, hier met afgeschuinde, uitgeholde hoeken. Beide ge-
deelten van den tuin zijn geheel ommuurd. Het landschap
is dun bezaaid met boomen. In de moderne boeken zijn zij
alle weelderig en vol beeldhouWwerken. Reeds ziet men
op oude plannen, doch van jongeren datum, zooals mejuf-
irouw Gothein ons laat zien in het le deel van haar boek-
werk op biz. 191, dat er toen reeds veel veranderd was.
Weder geheel anders is hetgeen wij vinden in het boek
van mejuffrouw Em. van Kerckhoff ,,Oud-Italiaansche
Villa's" biz. 104. Die plaat geeft ons den toestand van
omstreeks 1750, dus 2 eeuwen later.
Is dit het geval met Caprarola, hetzelfde geldt voor
Villa d' Este en andere tuinen.
Hebben de oud-Italiaansche paleistuinen invloed gehad
op die in overig Europa? Wederkeerig hebben Fransche
en andere kunstenaars ontegenzeglijk invloed in Italie uit-
geoefend, terwijl het vrij laten doorgroeien van boomen
en ander houtgewas in latere tijden, doet zien, dat de land-
schapstijl zich ook heeft doen gelden. Aan dit laatste heeft
men de groote bekoorlijkheid van den tegenwoordigen toe-
stand te danken.
Wat wij daar nu zien, is niet de oude Italiaansche re-
naissance-tuinkunst der 16e eeuw. Vele tuinen* d-ragen
zelfs nu nog cbj sporen van het Le Notre-tijdperk, zooals
Villa Pclm»ili Doria en Villa Ludovici, die door Le Notre
zijn veranaerd, tijdens zijn bezoek aan Italie in 1679.
,,Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede" is een
spreuk, die ook in de geschiedenis der tuinkunst van kracht
is, doch die daarbij maar al te zeer verwaarloosd wordt.
Men kan veilig aannemen, dat die Italiaansche tuinen
niet dadelijk zoo ontworpen zijn, maar in den loop der
tijden zoo uitgegroeid zijn, onder invloed van opvolgen-
de geslachten en opvattingen. Wij zien dit duidelijk uit
ie plaatwerken uit opvolgende tijden en kunnen daaruit
Dnze gevolgtrekkingen maken. In Italie heeft men zich
aiet steeds gehouden aan vroegere toestanden. Wij zien
dit uit het reeds genoemde park van Villa d' Este. Op het
)ude plan, nagelaten door Estienne du Perac in zijn plaat.
werk, ziet men in 't lage gedeelte de gebruikelijke dam-
3ordvormige indeeling, in het midden een door berceaux
overwelfd kruispad en loofhutten op andere kruispunten.
Later zijn deze berceaux weggenomen en is er in het
midden een fontein gemaakt, omringd door een cirkelvor-
mige heg met cypressen. Weer later zijn deze en andere
heggen opgeruimd, de cypressen zijn gebleven en de toe-
stand werd zooals die nu is.
Men moet da-arom de tegenwoordige Italiaansche tuinen
met hun groote artistieke charme niet beschouwen als de
ware vertegenwoordigers der oud-Italiaansche renaissance-
tumkunst. Alleen zijn vele bouw- en beeldhouwkunstige
versieringen uit dien tijd, doch ook velen ervan dragen
den stempel der barrock-periode.
H. LEONARD A. SPRINGER.
REDACTIONEEL.
Tuinbouwkundig onderwijs of onderwijs in de tuinkunst?
In aansluiting met de twee voorgaande opstellen over
het teekenonderwijs op de inrichtingen voor tuinbouwkun-
dig onderwijs, meen ik hier te moeten waarschuwen tegen
het laten ontwerpen door de leerlingen die dit onderwijs
volgen. Het ontwerpen van tuinen behoort toch m.i. bij de
tuinkunst en deze past toch niet in t raam van tuinbouw-
kundig onderwijs. Dit onderwijs wordt toch gegeven aan
hen die t leeren aanleggen van een tuin, naar 't ontwerp
van een tuinarchitect beoogen. Het verschil of wel de
grens tusschen tuinkunst en tuinbouw wordt wel eens uit
het oog verloren. Ik voor mij geloof niet, dat het ,,laten
ontwerpen" door leerlingen die tuinbouwkundig onder-
wijs volgen, eenige verdienste of nut heeft, maar alleen
tijdverlies ten gevolge heeft.
Het ontwerpen van tuinen is evenals het maken van alle
ontwerpen, behoeven den steun van den leeraar om dat
bijzonderen aanleg, die niets heeft uit te staan met het
verstand van den leerling. Deze moet over den noodigen
aanleg beschikken, wil hij iets in het vak ,,ontwerpen van
tuinen" bereiken kunnen en er in de praktijk profijt van
trekken. Misschien is het wel goed even nader in te gaan
op hetgeen we met ,,ontwerpen" bedoelen, opdat misver-
stand hierdoor zal worden voorkomen. Als we in het al-
gemeen spreken van ontwerpen, dan beteekent dit ,,schep-
pen", dus uit het niets iets voortbrengen. Doen we dat niet,
dan is hetgeen we gemaakt hebben copie, namaak van
datgene, dat reeds bestond. Een ontwerper van tuinen
behoort dus de noodige fantasie te bezitten om de wen-
schen van den principaal vorm en gestalte te geven!
Het heeft mij vele malen getroffen, dat men op diverse
inrichtingen voor tuinbouwkundig onderwijs, met het voor-
gaande weinig rekening houdt. Men is het er wel mee
eens, maar toch vertellen tentoonstellingen van werk van
leerlingen ons, dat men eigenlijk buiten het programma
gewerkt heeft.
We krijgen dan ook den indruk, dat men te groot wil
doen, men wil te haastig loopen, met het natuurlijke ge-
volg dat struikelen onvermijdelijk is. Nu is dit struikelen
op zichzelf niet zoo heel verschrikkelijk, want ook dat kan
zeer zeker ten goede werken, mits we maar opmerken, dat
we gestruikeld zijn! In den regel begint men veel te vroeg
de leerlingen iets te laten ontwerpen; men meent dan dat
de leerling hieraan al toe is! Voorts vraag ik mij af, hoe
het voor een leeraar mogelijk zou zijn om leiding te geven
bij zulk ontwerpen, gezien het soms zeer groote aantal leer-
lingen van een klasse.
Ik schreef zooeven ,,leiding geven bij het ontwerpen"
en niet ,,les geven in ontwerpen", omdat het voor leerlin-
in het latijn.
Vergelijkt .men nu deze plaat met de foto's die men aan-
treft in de moderne werken, dan is het verschil ontzagge-
lijk groot. Hier ziet men in het midden de traditioneele
overwelving van het middenpad en de rechthoekige vak-
jes, hier met afgeschuinde, uitgeholde hoeken. Beide ge-
deelten van den tuin zijn geheel ommuurd. Het landschap
is dun bezaaid met boomen. In de moderne boeken zijn zij
alle weelderig en vol beeldhouWwerken. Reeds ziet men
op oude plannen, doch van jongeren datum, zooals mejuf-
irouw Gothein ons laat zien in het le deel van haar boek-
werk op biz. 191, dat er toen reeds veel veranderd was.
Weder geheel anders is hetgeen wij vinden in het boek
van mejuffrouw Em. van Kerckhoff ,,Oud-Italiaansche
Villa's" biz. 104. Die plaat geeft ons den toestand van
omstreeks 1750, dus 2 eeuwen later.
Is dit het geval met Caprarola, hetzelfde geldt voor
Villa d' Este en andere tuinen.
Hebben de oud-Italiaansche paleistuinen invloed gehad
op die in overig Europa? Wederkeerig hebben Fransche
en andere kunstenaars ontegenzeglijk invloed in Italie uit-
geoefend, terwijl het vrij laten doorgroeien van boomen
en ander houtgewas in latere tijden, doet zien, dat de land-
schapstijl zich ook heeft doen gelden. Aan dit laatste heeft
men de groote bekoorlijkheid van den tegenwoordigen toe-
stand te danken.
Wat wij daar nu zien, is niet de oude Italiaansche re-
naissance-tuinkunst der 16e eeuw. Vele tuinen* d-ragen
zelfs nu nog cbj sporen van het Le Notre-tijdperk, zooals
Villa Pclm»ili Doria en Villa Ludovici, die door Le Notre
zijn veranaerd, tijdens zijn bezoek aan Italie in 1679.
,,Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede" is een
spreuk, die ook in de geschiedenis der tuinkunst van kracht
is, doch die daarbij maar al te zeer verwaarloosd wordt.
Men kan veilig aannemen, dat die Italiaansche tuinen
niet dadelijk zoo ontworpen zijn, maar in den loop der
tijden zoo uitgegroeid zijn, onder invloed van opvolgen-
de geslachten en opvattingen. Wij zien dit duidelijk uit
ie plaatwerken uit opvolgende tijden en kunnen daaruit
Dnze gevolgtrekkingen maken. In Italie heeft men zich
aiet steeds gehouden aan vroegere toestanden. Wij zien
dit uit het reeds genoemde park van Villa d' Este. Op het
)ude plan, nagelaten door Estienne du Perac in zijn plaat.
werk, ziet men in 't lage gedeelte de gebruikelijke dam-
3ordvormige indeeling, in het midden een door berceaux
overwelfd kruispad en loofhutten op andere kruispunten.
Later zijn deze berceaux weggenomen en is er in het
midden een fontein gemaakt, omringd door een cirkelvor-
mige heg met cypressen. Weer later zijn deze en andere
heggen opgeruimd, de cypressen zijn gebleven en de toe-
stand werd zooals die nu is.
Men moet da-arom de tegenwoordige Italiaansche tuinen
met hun groote artistieke charme niet beschouwen als de
ware vertegenwoordigers der oud-Italiaansche renaissance-
tumkunst. Alleen zijn vele bouw- en beeldhouwkunstige
versieringen uit dien tijd, doch ook velen ervan dragen
den stempel der barrock-periode.
H. LEONARD A. SPRINGER.
REDACTIONEEL.
Tuinbouwkundig onderwijs of onderwijs in de tuinkunst?
In aansluiting met de twee voorgaande opstellen over
het teekenonderwijs op de inrichtingen voor tuinbouwkun-
dig onderwijs, meen ik hier te moeten waarschuwen tegen
het laten ontwerpen door de leerlingen die dit onderwijs
volgen. Het ontwerpen van tuinen behoort toch m.i. bij de
tuinkunst en deze past toch niet in t raam van tuinbouw-
kundig onderwijs. Dit onderwijs wordt toch gegeven aan
hen die t leeren aanleggen van een tuin, naar 't ontwerp
van een tuinarchitect beoogen. Het verschil of wel de
grens tusschen tuinkunst en tuinbouw wordt wel eens uit
het oog verloren. Ik voor mij geloof niet, dat het ,,laten
ontwerpen" door leerlingen die tuinbouwkundig onder-
wijs volgen, eenige verdienste of nut heeft, maar alleen
tijdverlies ten gevolge heeft.
Het ontwerpen van tuinen is evenals het maken van alle
ontwerpen, behoeven den steun van den leeraar om dat
bijzonderen aanleg, die niets heeft uit te staan met het
verstand van den leerling. Deze moet over den noodigen
aanleg beschikken, wil hij iets in het vak ,,ontwerpen van
tuinen" bereiken kunnen en er in de praktijk profijt van
trekken. Misschien is het wel goed even nader in te gaan
op hetgeen we met ,,ontwerpen" bedoelen, opdat misver-
stand hierdoor zal worden voorkomen. Als we in het al-
gemeen spreken van ontwerpen, dan beteekent dit ,,schep-
pen", dus uit het niets iets voortbrengen. Doen we dat niet,
dan is hetgeen we gemaakt hebben copie, namaak van
datgene, dat reeds bestond. Een ontwerper van tuinen
behoort dus de noodige fantasie te bezitten om de wen-
schen van den principaal vorm en gestalte te geven!
Het heeft mij vele malen getroffen, dat men op diverse
inrichtingen voor tuinbouwkundig onderwijs, met het voor-
gaande weinig rekening houdt. Men is het er wel mee
eens, maar toch vertellen tentoonstellingen van werk van
leerlingen ons, dat men eigenlijk buiten het programma
gewerkt heeft.
We krijgen dan ook den indruk, dat men te groot wil
doen, men wil te haastig loopen, met het natuurlijke ge-
volg dat struikelen onvermijdelijk is. Nu is dit struikelen
op zichzelf niet zoo heel verschrikkelijk, want ook dat kan
zeer zeker ten goede werken, mits we maar opmerken, dat
we gestruikeld zijn! In den regel begint men veel te vroeg
de leerlingen iets te laten ontwerpen; men meent dan dat
de leerling hieraan al toe is! Voorts vraag ik mij af, hoe
het voor een leeraar mogelijk zou zijn om leiding te geven
bij zulk ontwerpen, gezien het soms zeer groote aantal leer-
lingen van een klasse.
Ik schreef zooeven ,,leiding geven bij het ontwerpen"
en niet ,,les geven in ontwerpen", omdat het voor leerlin-