Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Grieken, Th. M. M.
de Plant in hare Ornamentale Behandeling: met eene Inleiding : "over de Zinnebeeldige Voorstelling". 2 Titelplaten, 38 Albumplaten, 4 tekstplaten en 150 tekstfiguren — Groningen, 1888

DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.43156#0079
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
— 72

men de volgende bladeren af en legge die in de hier opgegeven volgorde naast elkaar: het
blad van eenen den (Pinnis sylvestris}, een grasblad, het blad van de smalle weegbree (Plan-
tago lanceolata), van den bind-wilg (Salix viminalis}, van den laurier (Laurus nobilis}, van den
sneeuwbal (Viburmim Lantand) , van de melisse (Melissa officinalis), van de linde (Tilia europaea)
van de ballota (Ballota nigrd), van den els (Alnus ghtdinosa), van den pruikeboom (Rhus CotimiP)
en van de Oost-Indische kers (Tröpaeolu-m majus). Men zal dan eenen onmerkbaren overgang
verkregen hebben tusschen het naaldvormige blad van den den en het ronde blad van de Oost-
Indische kers. Neemt men nu het laurierblad als uitgangspunt en legt men daar weder achter-
eenvolgens naast: het topblad van de framboos (Rïdnis Idaeus'), het blad van de groote brandnetel
(Urtica dioica}, dat van de hondsdraf (Glechoma hederacea), van den meidoorn (Crataegus Oxy-
acantha), van de paardebloem (Taraxacum officinale}, van den eik rubra), van eene
soort van kruiskruid (Senecio Cineraria}, van de roos, van den acacia en van het duizendblad
(Achillea Millefolinm}, waarvan de drie laatste samengestelde bladeren zijn, clan heeft men eenen
geleidelijken overgang gevormd tusschen het blad van den laurier (a.pl. 17 fig. 1) en het dui-
zendblad (a.pl. 17 , hg. 3).
Let men op den omtrek van het blad, dan ziet men, dat sommige bladeren in ’t geheel geene
insnijdingen vertoonen, andere weinig; dat weder andere zeer diep zijn ingesneclen, en bij vele zelfs
de insnijding zoo diep gaat, dat zij bij de middennerf van het blad, of bij den bladvoet eindigt.
De hierdoor ontstane slippen van het blad zijn dikwijls op hare beurt weder ingesneden, enz.
Ook in deze richting zoude men zich overgangsvormen kunnen voorleggen , door bijv, te be-
ginnen met de hierboven genoemde ballota, en daarnaast achtereenvolgens: een blad van de
Waterloo-geranium (Pelargonin/m inquinans}, de leeuwenklauw (Alchemilla vulgaris}, den rooden
aalbes (Ribes rtibrum}, den ahorn of eschcloorn (Acer pseudo-Platanus}, eene variëteit van den
ahorn (Acer dissectum), het nieskruid (Helleborus niger}-, voorts tot de samengestelde bladeren
overgaande : den gouden regen (Cytisus Labïirnum), den wilden kastanje (Aesctilus Hippocasta-
num}. Het uit drie blaadjes bestaande samengestelde of met andere woorden drietallige blad
van den gouden regen wordt dubbel drietallig bij het zevenblad (Aegopodium Podagraria) ;
evenzoo, doch verder voortgezet bij de peterselie (Petroselinum sativum) ; bij de verdoovende
kervel (Chaerophyllum temxilum} waarvan wij het blad gedeeltelijk op a.pl 17, fig. 5 aantreffen,
wordt het veelvoudig samengesteld.
Wij laten de afbeelding van deze overgangsvormen hier opzettelijk achterwege, daar wij hem,
die belang stelt in de zaak, willen noodzaken, deze bladeren zelve te gaan zoeken. Te gaan
zoeken, zeggen wij, niettegenstaande die bladeren in den zomer gemakkelijk te krijgen zijn.
Daar de bladeren namelijk van eene zelfde plant onderling soms heel wat verschillen, ten minste
met betrekking tot de hier bedoelde vormovergangen, zal hij, die met eenige oplettendheid te werk
gaat, met gemak tusschenvormen ontdekken, waardoor het oog sterk geoefend en de vindingrijk-
heid gescherpt wordt, zonder ooit tot overdrijving te worden geleid. Het kan zelfs door eene
speling in de natuur of door oorzaken, waarop wij reecls hierboven wezen, voorkomen, dat men
aan eenen boom met samengestelde bladeren, eenige enkelvoudige aantreft. Zoo plukten wij voor
eenigen tijd van den roodbloeienden kastanje een blad, dat enkelvoudig, doch zwaar ingesneden
was, of waarvan de afzonderlijke bladeren aan elkaar gegroeid waren.
Men doet over ’t algemeen goed zich om het blad, het moge diep ingesneden of samen-
gesteld zijn, eene lijn te denken of die te trekken; men zal dan in dien algemeenen omtrek
altijd den vorm van een enkelvoudig blad herkennen. (Vergelijk de fign. 10, welke bij A het
enkelvoudige blad van den ahorn en bij B het samengestelde van den wilden kastanje voorstel-
len). Deze omtreklijnen, waardoor het te styleeren blad dan wordt omsloten, kunnen voorts
 
Annotationen