Holwerda, Jan H.: Hellas en Rome: grieksche en romeinsche archaeologie (Leiden, 1900)

I. BOUWKUNST.

1. I n 1 e i d i n g.

§ 1. Wanneer we een gewone bouwval bezichtigen, gclijk
icder ze natuurlijk in zijn eigen omgeving kent, dan zal bet
bij eenige nadere beschouwing niemand moeielijk vallen to
bcpalen of hij met de ru'ine van een gewoon huis te doen
heeft, dan wel of, bijvoorbeeld de dikte of het steenverband
der muren, doet vermoeden dat het gebouw cen kasteel
geweest is. Meestal zal men ook sporen zien \ran later
metselwerk, veel nieuwcr en nit andere steenen bestaande
en zal men dus niet aarzelen te besluiten tot verschillende
perioden, waarin aan het gebouw welks mine voor ons ligt,
gewerkt werd; aan bijna iedere oude kerk van grootere
beteekenis zijn ook voor den ongeoefende dergelijke bonw-
perioden waar te nemen.

Geen wonder dus dat ook de rumen der oudheid zich op
een dergelijke wijze met zckerheid laten determineeren, vooral
daar ook in Griekenland en Italiii de bouwknnst in den loop
der ceuwen van bloei zich zeer stork ontwikkeld heeft,
zoodat men den eenen tijd geheel anders bouwde, ander
materiaal gebruikte, het anders aan elkaar voegde dan een