2Ó SCHOUBURGH DER
fchilderde een grooten hengelkorf met gekookte
Schaapshoofden en pootjes aan haar arm, dat zoo
grappigftond by het Zondags pak, dat zy (fchoon
het regens haar zin was) daar zelf om lachen moeft.
Dit, zei Jan, ontbrak’er aan, om dat baar de lui-
den zouden konnen kennen. Zeker dit was nog
veel infchikkelyker als de pots, welke Pieter de
Schilder op gelyke wyze aan ’t Wyf van Rut den
Schilder fpeelde, daar Jan Vos van zeit:
Rut had [int Teunis beeld gefchildert naar het leven:
Maar Pieter fchilderde het Wyf van Rut hier by.
Wat reed'nen hebben Piet tot dit bedryf gedreven ?
Sint Teunis heeft altydeen Prouken aan zynzy.
Jan Steen (om een einde van de Hiftorie te
maken ) won uit dit tweede Huwelyk nog een
Zoon Dirk genaamt, die een Beeldfnyder werd,
en naderhand aan een der Duitfche Hoven geraakt
is. Wat van de reft bekomen is weet ik niete
Hy kwam te fterven in ’tjaar 1678, en werd
door zyn Konftbroeders begraven. Zyn Beelte-
nis Haat in de Plaat A 2. En dus ging die groo-
te Konftfchilder, zyn rol volfpeelt hebbende
fchuil agter de Gordyn van zyne Grafzerk, die
met dit Grafdicht pronken mag:
Deze Steen dekt Jan Steen,
Pan de Kortftenaars geen
Zoo geejlig in ’t fchilderen;
Zyn Penceelkonjl berucht,
Toont, hoe menfchen de Tucht
Ontwent, fteets verwilderen.
Thans zal noodig wezen, ( by ’t gene ik in ’t
be-
fchilderde een grooten hengelkorf met gekookte
Schaapshoofden en pootjes aan haar arm, dat zoo
grappigftond by het Zondags pak, dat zy (fchoon
het regens haar zin was) daar zelf om lachen moeft.
Dit, zei Jan, ontbrak’er aan, om dat baar de lui-
den zouden konnen kennen. Zeker dit was nog
veel infchikkelyker als de pots, welke Pieter de
Schilder op gelyke wyze aan ’t Wyf van Rut den
Schilder fpeelde, daar Jan Vos van zeit:
Rut had [int Teunis beeld gefchildert naar het leven:
Maar Pieter fchilderde het Wyf van Rut hier by.
Wat reed'nen hebben Piet tot dit bedryf gedreven ?
Sint Teunis heeft altydeen Prouken aan zynzy.
Jan Steen (om een einde van de Hiftorie te
maken ) won uit dit tweede Huwelyk nog een
Zoon Dirk genaamt, die een Beeldfnyder werd,
en naderhand aan een der Duitfche Hoven geraakt
is. Wat van de reft bekomen is weet ik niete
Hy kwam te fterven in ’tjaar 1678, en werd
door zyn Konftbroeders begraven. Zyn Beelte-
nis Haat in de Plaat A 2. En dus ging die groo-
te Konftfchilder, zyn rol volfpeelt hebbende
fchuil agter de Gordyn van zyne Grafzerk, die
met dit Grafdicht pronken mag:
Deze Steen dekt Jan Steen,
Pan de Kortftenaars geen
Zoo geejlig in ’t fchilderen;
Zyn Penceelkonjl berucht,
Toont, hoe menfchen de Tucht
Ontwent, fteets verwilderen.
Thans zal noodig wezen, ( by ’t gene ik in ’t
be-