Schilders en Schilderessen. 199
ding. Alle de genen die dit voordeel bezitten vinden
alle zaken gedaan. Deze Hoedanigheid maakt hun
alles licht; zoo dat zy nergens door worden belem-
mert , en overal met lof uitkomen. De middelbare
hebben zelfs dikwils voor uitmuntende gegaan; om
dat zy van deze Heerfchappy ( vrypofligheid ) mierden
geholpen. Zy die dezen geeft niet bezitten, komen
met wantrouw in de bedryven. Uit het klein vertrou-
wen ryfl vreeze, het doet de Redenkaveling ophou-
den , het fpreken verflremmen, en de bedryven bly-
ven verflikt in de bedwelmtheid. Maar wat zal ik
hier op zeggen? ’tis niet altydin’smenfchen ver-
mogen , de gebreken der natuur te heelen. De
grootlle verftanden hebben fchipbreuk geleden op
deze klip. JeanRufé^ een van de grootfte Gee-
ften, en vermaartfte Redenaars in Spanje, en dien
Gratiaan by uitnementheid den vernuftigen noemt,
verbeelde zig, dat hy niet ontroert zoude wezen
in de tegenwoordigheid des Konings, zeggende,
dat de Kortingen menfchen waren, dat men verflanb
en oordeel moefl ontbreken, om bevreefl te zyn in de
tegenwoordigheid van zulk een Koning te fpreken, die
met zoo groote zedigheid en vriendelykheid gehoor gaf,
en van wiens tegenwoordigheid men niet wijt dab
iemant ooit ongenoegt was af gekomen. Maar daar
van daan gekomen, moert hy bekennen dat hy zoo
wel als anderen door bedeeftheid in verwarring ge-
raakt zyn noordftar gemift had. Gelyk ook de
Jefuit Pojfevin , wanneer hy eenige belangen
aan Philips den II. Koning van Spanje had
voor te dragen, bleef Itokftil ftaan, op het twee-
de point van zyn gefprek. Dus de Koning, om
hem uit die verwartheid te helpen, zeide: zoogy
een gefchrift hebt , ik zal het nemen, en uw zaak
doen bevorderen.
III. Deel
Meer
ding. Alle de genen die dit voordeel bezitten vinden
alle zaken gedaan. Deze Hoedanigheid maakt hun
alles licht; zoo dat zy nergens door worden belem-
mert , en overal met lof uitkomen. De middelbare
hebben zelfs dikwils voor uitmuntende gegaan; om
dat zy van deze Heerfchappy ( vrypofligheid ) mierden
geholpen. Zy die dezen geeft niet bezitten, komen
met wantrouw in de bedryven. Uit het klein vertrou-
wen ryfl vreeze, het doet de Redenkaveling ophou-
den , het fpreken verflremmen, en de bedryven bly-
ven verflikt in de bedwelmtheid. Maar wat zal ik
hier op zeggen? ’tis niet altydin’smenfchen ver-
mogen , de gebreken der natuur te heelen. De
grootlle verftanden hebben fchipbreuk geleden op
deze klip. JeanRufé^ een van de grootfte Gee-
ften, en vermaartfte Redenaars in Spanje, en dien
Gratiaan by uitnementheid den vernuftigen noemt,
verbeelde zig, dat hy niet ontroert zoude wezen
in de tegenwoordigheid des Konings, zeggende,
dat de Kortingen menfchen waren, dat men verflanb
en oordeel moefl ontbreken, om bevreefl te zyn in de
tegenwoordigheid van zulk een Koning te fpreken, die
met zoo groote zedigheid en vriendelykheid gehoor gaf,
en van wiens tegenwoordigheid men niet wijt dab
iemant ooit ongenoegt was af gekomen. Maar daar
van daan gekomen, moert hy bekennen dat hy zoo
wel als anderen door bedeeftheid in verwarring ge-
raakt zyn noordftar gemift had. Gelyk ook de
Jefuit Pojfevin , wanneer hy eenige belangen
aan Philips den II. Koning van Spanje had
voor te dragen, bleef Itokftil ftaan, op het twee-
de point van zyn gefprek. Dus de Koning, om
hem uit die verwartheid te helpen, zeide: zoogy
een gefchrift hebt , ik zal het nemen, en uw zaak
doen bevorderen.
III. Deel
Meer