Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Houbraken, Arnold
De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen: waar van 'er veele met hunne beeltenissen ten tooneel verschynen, en hun levensgedrag en konstwerken beschreven worden ; zynde een vervolg op Het schilderboek van K. v. Mander (Band 3): T welk zyn aanvang neemt met het jaar 1635, en vervolgt met die konstschilders, welker geboorte in dien tusschentyd tot het jaar 1659 voorgevallen is — Gravenhage, 1753

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.44225#0218
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
ip4 SCHOUBURGH DER
Meer voorbeelden zouden wy hier toe konnen
byhalen, die ook met een tot verfchooning van de
bedeeftheid onzer Konftenaren zouden dienen ;
maar de Lezer zal al in verlangen wezen, hoe het
met de twee Rukken fchildery ( die wy in de galery
gelaten hebben) is afgeloopen.
De Vorft had ftraks zyn oog daar na toe, vraag-
de wat het was, deed dezelve ontwinden, of los
maken , en befchoude ze met verwondering ,
te meer, om dat hy zyn eigen beeltenis, nevens
andere daar in ontdekte. Hy liet de Malers roe-
pen, prees hun Konft, betaalde hun rykelyk voor
dezelve, en befchonk hen daar en boven met een
gouden penning. Straks werd ook aan hun een
paard bezorgt, om de jacht nevens den Adeldom
te verzeilen. Dit bragt hen in den grootften angft
van de waereld, aangezien zy zulks ongewoon,
voor een middel om den hals te breken aanzagen.
Te paard geholpen, zagen zy ’t eikens naar elkander
om, wie ’t eerft zantruiter zou worden.
Ik geef den Lezer te bedenken, hoe hun dit vol-
gen ter jacht geleek, en in wat benaautheid zy
waren , inzonderheid Job, die aan zyn droom be-
gon te gedenken, beducht dat hy door ’t vliegen
met zyn ros door ’t Bofch, als een andere Abfa-
lon, aan een tak der boomen mogt blyven han-
gen. Zy kwamen daar heelhuits af, maar vermy-
den daar na dat adelyk vermaak, dat hen in zulken
angft gebragt had.
Zy bleven daar een geruimen tyd hun Konff
oeffepen aan ’t Hof, maar bevonden t’effens ook,
dat het hooffche leven, niet anders als een zee vol
van wiffelvalligheden en veranderingen is, zagen
ook licht in hunne verheffing tegemoet, ’tgeen
Image description
There is no information available here for this page.

Temporarily hide column
 
Annotationen