VOORBERICHT.
rmids’ het niet als omtrent den aanvang der (i) zei- (i)Car;
tiende eeuwe geweeft is, dat men met het opftygen
der geleerdheyd ook over de naagelaatene penningen l81’
der ouden heeft begonnen te fchryven, zoo is’t ook
niet zonder reden dat iemand, ziende het groot ge-
tal (z) van boeken, die in allerhande landen en taa-
\ / ' niBiblioth,
len over deeze doorluchtige ftoffe zyn gefchreeven en in het licht ge-
ace ven, door verwondering moet verhaald ftaan. Niemand echter beel-
de zich in, dat een zoo veelmaals verhandeld voorwerp daarom is uyt*
geput , want des zelfs veld is van eene ongemeete uytgeftrektheyd;
zulks’er altyd oneyndige zaaken van de uyterfte aangelegenheyd zullen
verhoolen ten minfte twyfelachtig blyven , wat moeite ’er ook door de
gefleepenfte verftanden werde aangewend om die te ontdekken. Dit
weetenze, dit bekennen ze allen, die ooit de oude penningen behandeld
hebben, ja betuygen als met eenparige ftemme hoe het te wenfehen
waare, dat de ouden zelfs hunne penningen befchreeven, en hen aldus
van eerien zoo zwaarwigtigen arbeyd ontlaft hadden ,• waar van ze al-
Arte Vi-
naria &c.
(9) Korn.
van Alke-
in
zynen Op-
dragt van
Melis Sto-
ke fol.2.
(10) Melis
Stoke Op-
dragt aan
GraafFlo-
rens V.
t.i;. enz,
Anders
te viïfen, om dus nog iet van zoo dierbaaren fchat ten gemeene nutte
te behouden, komen ze den zelfden misflag te begaan, j
heel aan die uytheemfche zinlykheden over te geeven, terwyl ze die van CpPetrus
hun eygen Vaderland, welke hen de naafte zyn, als onnut en hen
niet aangaande verwaarloozen. Eene vreemde verkeerdheyd voorwaer, Nen^de
en wegens welk of wiergelyk gedrag Melis Stoke al in zynen tyd, dat
is in’t laatfte der twaalfde (p) eeuwe, klaagende zich op deeze (xo) wy-
ze liet hooren:
Want het dmd mï we Jen Jchande
Dat die Liede van den Lande
* * *
thans noch eynde noch uytkomft ziende, dus voor altyd van hetbejaa-
gen der volkomenheyd wanhoopen. Dan op den zelfden tyd, dat vee-
len in het befchryven (3) van de Schoenen, Hoozen (4), Bellen (j), Bynlusd-
Ringen (6), Tafelbedden (7), Glazen (8), en andere kleynigheden der Hebrïo-
ouden zich tot zweetens toe affloovende hun uyterfte beft doen om in UXld. ni-
die zwaare en algemeene fchipbreuk der verduyfterde oudheyd de voor- veterum
komende brokken en her- en derwaart vlottende overblyffels der zelve op Mag^de
. Tintinna-
bulis.
(6) Joan.
Kirchman-
met Zien ge- nusdeAn-
rmids’ het niet als omtrent den aanvang der (i) zei- (i)Car;
tiende eeuwe geweeft is, dat men met het opftygen
der geleerdheyd ook over de naagelaatene penningen l81’
der ouden heeft begonnen te fchryven, zoo is’t ook
niet zonder reden dat iemand, ziende het groot ge-
tal (z) van boeken, die in allerhande landen en taa-
\ / ' niBiblioth,
len over deeze doorluchtige ftoffe zyn gefchreeven en in het licht ge-
ace ven, door verwondering moet verhaald ftaan. Niemand echter beel-
de zich in, dat een zoo veelmaals verhandeld voorwerp daarom is uyt*
geput , want des zelfs veld is van eene ongemeete uytgeftrektheyd;
zulks’er altyd oneyndige zaaken van de uyterfte aangelegenheyd zullen
verhoolen ten minfte twyfelachtig blyven , wat moeite ’er ook door de
gefleepenfte verftanden werde aangewend om die te ontdekken. Dit
weetenze, dit bekennen ze allen, die ooit de oude penningen behandeld
hebben, ja betuygen als met eenparige ftemme hoe het te wenfehen
waare, dat de ouden zelfs hunne penningen befchreeven, en hen aldus
van eerien zoo zwaarwigtigen arbeyd ontlaft hadden ,• waar van ze al-
Arte Vi-
naria &c.
(9) Korn.
van Alke-
in
zynen Op-
dragt van
Melis Sto-
ke fol.2.
(10) Melis
Stoke Op-
dragt aan
GraafFlo-
rens V.
t.i;. enz,
Anders
te viïfen, om dus nog iet van zoo dierbaaren fchat ten gemeene nutte
te behouden, komen ze den zelfden misflag te begaan, j
heel aan die uytheemfche zinlykheden over te geeven, terwyl ze die van CpPetrus
hun eygen Vaderland, welke hen de naafte zyn, als onnut en hen
niet aangaande verwaarloozen. Eene vreemde verkeerdheyd voorwaer, Nen^de
en wegens welk of wiergelyk gedrag Melis Stoke al in zynen tyd, dat
is in’t laatfte der twaalfde (p) eeuwe, klaagende zich op deeze (xo) wy-
ze liet hooren:
Want het dmd mï we Jen Jchande
Dat die Liede van den Lande
* * *
thans noch eynde noch uytkomft ziende, dus voor altyd van hetbejaa-
gen der volkomenheyd wanhoopen. Dan op den zelfden tyd, dat vee-
len in het befchryven (3) van de Schoenen, Hoozen (4), Bellen (j), Bynlusd-
Ringen (6), Tafelbedden (7), Glazen (8), en andere kleynigheden der Hebrïo-
ouden zich tot zweetens toe affloovende hun uyterfte beft doen om in UXld. ni-
die zwaare en algemeene fchipbreuk der verduyfterde oudheyd de voor- veterum
komende brokken en her- en derwaart vlottende overblyffels der zelve op Mag^de
. Tintinna-
bulis.
(6) Joan.
Kirchman-
met Zien ge- nusdeAn-