J. WOLTERBEEK MULLER
door
CORNELIS VETH.
De oud-zee-officier Jan Wolterbeek Muller was een ongemeene persoon-
lijkheid zooals allen, die hem hebben ontmoet, stellig gevoeld hebben, Hij had
nog iets van den bevelvoerder over zich, en was meer een die leidde, dan een
die geleid werd. Ook als verzamelaar moet hij zich weinig hebben doen leiden
door anderen, door modes, door rages voor ’t een of ander. Hij had zijn eigen
belangstelling, smaak, voorkeur. Dat zijn gevoel voor de dingen, die hij samen
bracht, diep geweest is, wordt wel bewezen door de eigenaardige wijze, waar-
op zijn leven was ingericht.
Ofschoon Brussel allang zijn eigenlijke woonplaats was, heeft hij jaren
lang een pied-a-terre in Den Haag aangehouden, waar hij vele kunstvoorwer-
pen, schilderijen en boeken bewaarde, die tijdens zijn verblijf in ons land zijn
eenig gezelschap waren. Ook zijn woning te Brussel was vol van de schatten,
die hij in den loop der jaren bijeengebracht had. Hij bleef reizen, was veel
te Parijs, en al zijn reizen waren eigenlijk een jacht op mooie dingen, dingen
waaraan hij zich kon hechten. De aanwezigheid van die dingen, zijn oude
meubelen, zijn beeldwerken, zijn oud-Delftsche tegels, vertegenwoordigde voor
hem de huiselijkheid. Zijn geheele wezen was er van vervuld. Zijn verzame-
len is niet systhematisch geweest, maar hij deed het met zijn hart. Hij bezat
op velerlei gebied een groote kennis, hij bezat een zeer uitgesproken smaak,
en toonde dien ook door de wijze waarop hij zijn vondsten met elkaar com-
pleteerde, nu en dan een tegel liet inlijsten, een prent opzetten. Misschien
kan men van hem, nog meer dan van iemand, die zich een milieu schept en
zich daar nestelt, zeggen dat hij zijn collectie hartstochtelijk lief heeft gehad.
Want ze was het eenige dat aan zijn zwervend en eenigszins eenzaam bestaan
een doel gaf, en het voornaamste dat hem aan het leven bond. Voor hen, die
dit hoog karakter, met zijn gereserveerdheid en zijn warmte, gekend hebben,
valt het niet moeilijk in al wat hij tezamen bracht, — en dat dikwijls afweek
van de traditioneele of conventioneele items van de gewone collecties, — de
voornaamheid van zijn geest te herkennen. Ook tot anderen evenwel moet die
geest spreken uit menig stuk. Wat hij van zijn tochten meebracht, was nooit
onbeduidend, werd nooit alleen gekocht omdat het een tijdvak vertegen-
woordigde, omdat het antiek was. Men heeft den indruk, dat hij de dingen
bekeek, betastte, koesterde. Het is tragisch, dat hij ze nooit de huisvesting
heeft gegeven, die hij zich altijd heeft voorgesteld, dat hij ze nooit gerangschikt
heeft, z o o dat ze voluit tot hun recht kwamen. Behoudens de schenkingen
die hij reeds bij zijn leven aan musea en particulieren deed, komt thans deze
zeldzame collectie antiquiteiten onder den hamer en het is nu voor de nieuwe
bezitters weggelegd, aan deze dingen van schoonheid de plaats te geven, die
ze waardig zijn en die de waarde ervan doet uitkomen.
door
CORNELIS VETH.
De oud-zee-officier Jan Wolterbeek Muller was een ongemeene persoon-
lijkheid zooals allen, die hem hebben ontmoet, stellig gevoeld hebben, Hij had
nog iets van den bevelvoerder over zich, en was meer een die leidde, dan een
die geleid werd. Ook als verzamelaar moet hij zich weinig hebben doen leiden
door anderen, door modes, door rages voor ’t een of ander. Hij had zijn eigen
belangstelling, smaak, voorkeur. Dat zijn gevoel voor de dingen, die hij samen
bracht, diep geweest is, wordt wel bewezen door de eigenaardige wijze, waar-
op zijn leven was ingericht.
Ofschoon Brussel allang zijn eigenlijke woonplaats was, heeft hij jaren
lang een pied-a-terre in Den Haag aangehouden, waar hij vele kunstvoorwer-
pen, schilderijen en boeken bewaarde, die tijdens zijn verblijf in ons land zijn
eenig gezelschap waren. Ook zijn woning te Brussel was vol van de schatten,
die hij in den loop der jaren bijeengebracht had. Hij bleef reizen, was veel
te Parijs, en al zijn reizen waren eigenlijk een jacht op mooie dingen, dingen
waaraan hij zich kon hechten. De aanwezigheid van die dingen, zijn oude
meubelen, zijn beeldwerken, zijn oud-Delftsche tegels, vertegenwoordigde voor
hem de huiselijkheid. Zijn geheele wezen was er van vervuld. Zijn verzame-
len is niet systhematisch geweest, maar hij deed het met zijn hart. Hij bezat
op velerlei gebied een groote kennis, hij bezat een zeer uitgesproken smaak,
en toonde dien ook door de wijze waarop hij zijn vondsten met elkaar com-
pleteerde, nu en dan een tegel liet inlijsten, een prent opzetten. Misschien
kan men van hem, nog meer dan van iemand, die zich een milieu schept en
zich daar nestelt, zeggen dat hij zijn collectie hartstochtelijk lief heeft gehad.
Want ze was het eenige dat aan zijn zwervend en eenigszins eenzaam bestaan
een doel gaf, en het voornaamste dat hem aan het leven bond. Voor hen, die
dit hoog karakter, met zijn gereserveerdheid en zijn warmte, gekend hebben,
valt het niet moeilijk in al wat hij tezamen bracht, — en dat dikwijls afweek
van de traditioneele of conventioneele items van de gewone collecties, — de
voornaamheid van zijn geest te herkennen. Ook tot anderen evenwel moet die
geest spreken uit menig stuk. Wat hij van zijn tochten meebracht, was nooit
onbeduidend, werd nooit alleen gekocht omdat het een tijdvak vertegen-
woordigde, omdat het antiek was. Men heeft den indruk, dat hij de dingen
bekeek, betastte, koesterde. Het is tragisch, dat hij ze nooit de huisvesting
heeft gegeven, die hij zich altijd heeft voorgesteld, dat hij ze nooit gerangschikt
heeft, z o o dat ze voluit tot hun recht kwamen. Behoudens de schenkingen
die hij reeds bij zijn leven aan musea en particulieren deed, komt thans deze
zeldzame collectie antiquiteiten onder den hamer en het is nu voor de nieuwe
bezitters weggelegd, aan deze dingen van schoonheid de plaats te geven, die
ze waardig zijn en die de waarde ervan doet uitkomen.