Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Platenarchief
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0254
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
334

PLATENARCHIEF

fotografieën, die in onze musea te koop geboden wordt, is grootendeels van buiten-
landsche firma’s afkomstig. Winkels, waar eenigszins systematisch gewone afbeel-
dingen verkocht worden, zoekt men tevergeefs. De prentbriefkaarten, door de Commissie
voor Stadsschoon uitgegeven, waren spoedig uitverkocht en zijn langen tijd niet meer
herdrukt. Daarentegen heeft de Commissie voor Monumentenzorg een kostbaren
voorraad goede platen, het Nederlandsch Museum is sedert geruimen tijd bezig, een
dergelijke verzameling aan te leggen, het Prentenkabinet eveneens en ik ben over-
tuigd, dat er talrijke andere musea en genootschappen in het land zijn, die over een
groot aantal platen beschikken.

Op het gebied van diapositieven heeft de Lichtbeeldenvereeniging te Amsterdam,
onder leiding van Mejuffrouw De Gijselaar, reeds goed werk gedaan. Zij vormt een
uitgebreide verzameling negatieven over allerlei onderwerpen, die tegen een billijken
prijs uitgeleend worden. Verder maakt zij zich verdienstelijk door het maken van
goede opnamen en het leveren van afdrukken en diapositieven op bestelling.

Wat ons ontbreekt is in de eerste plaats centralisatie. Er moet evenals te
Parijs, Weenen en Berlijn een centraal bureau worden ingesteld. Het behoeft geen
paleis te zijn; goed gerangschikte platen nemen niet veel ruimte in beslag. Aan het
hoofd van dit bureau moet iemand staan, die een goed begrip van fotografie en
kunstgeschiedenis heeft. Aan hem moeten alle musea, commissies en genootschappen
hun platen toevertrouwen. Om den eersten groei te bevorderen, kunnen de musea
gemakkelijk platen verwerven, door verplichtend te stellen, dat iedereen, die in het
museum fotografeert, zijn negatieven na gebruik afstaat. Met uitgevers zou, evenals
in Duitschland, een overeenkomst getroffen kunnen worden.

Het museum, de commissie, het genootschap, maar ook de particulier moet
nu naar behoefte afdrukken uit het archief kunnen bestellen. Daartoe moet de
platen-archivaris catalogi aanleggen en die laten drukken, waarin alle fotografieën
omschreven en liefst ook afgebeeld zijn. In Berlijn heeft men van al de platen copieën
gemaakt op diapositief-grootte, deze doen dan zoowel voor de catalogi als voor het
maken van diapositieven dienst. De catalogi moeten zoo ingericht worden, dat men
de kunstvoorwerpen kan vinden:

naar den tijd, waarin zij zijn ontstaan;

naar de kunstenaars, die ze gemaakt hebben;

naar de plaats, waar zij zich bevinden en

naar de soort, waaronder zij gerangschikt kunnen worden.

Het komt mij voor, dat het oprichten van het platenarchief het meest
dringend is. Door het leveren van afdrukken en diapositieven zou het voor een groot
gedeelte in zijn eigen onderhoud kunnen voorzien. Een afdeeling voor het maken
van opnamen, waaraan zeer zeker eveneens behoefte bestaat, zou er later aan ver-
bonden kunnen worden, wellicht in samenwerking met de Lichtbeeldenvereeniging.

Het komt er nu slechts op aan, in deze richting een begin te maken, opdat wij
voorbereid zijn, als het buitenland voor internationale samenwerking bij ons aanklopt.
October 1921. FERRAND HUDIG.
 
Annotationen