Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Mededeelingen en korte berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0261
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN

241

dan in den uit zich zelven reeds sterken hoek,
dien toren en muur met elkander maakten. Hier
kwam nu een afbeelding te hulp, door Johan
van Call in 1683 van den burcht vervaardigd
(Catal. Gem. Museum XV. d. No. 6. b.), waarop
de gemetselde steunbeer zeer duidelijk is weer-
gegeven. Hij bleek inderdaad niet het midden van
den toren te hebben geschraagd, maar meer zijde-
lings te hebben gestaan en wel juist zoo, dat de
noordelijke zijkant doorliep tot in den meer ge-
noemden binnenhoek van ringmuur en toren.

Er bleef nu nog te onderzoeken, welke beteekenis
het tufsteenmetselwerk in den scheidingsmuur
met het erf der douairière van Rijckevorsel kon
hebben. Het fragment heeft 2 meter lengte en is
drie a vier steenlagen van pl.m. 10 c.M. hoog.
Na uitkappen van het omgevende baksteenmetsel-
werk, bleek de dikte niet meer dan 38 c.M.
te bedragen. Dieper binnenwaarts, kwam men in
den grond terecht. Een gedeelte van den zwaren,
ouden ringmuur kan dit fragment derhalve niet
zijn en dit is voor ons onderzoek voorloopig
genoeg. De eerste onderstelling van de beteekenis
der gedane vondsten wordt nu namelijk ook in
ander opzicht te niet gedaan.

Het lijdt evenmin twijfel, of de plaats van den
Z. W. hoektoren van den ouden burcht is in
hoofdzaak teruggevonden en dit stelt ons in staat
om het grondplan verder te reconstrueeren. Een
vroeger reconstructieplan (afgebeeld in het Bulletin
van den Nederl. Oudheidkundigen Bond van Juni
1919) moet nu eenige verbetering ondergaan door
buitenwaartsche verschuiving van den besproken
hoektoren over de geheele lengte van zijn voor-
sprong en door vervanging van de aansluitende
geknikte muurgedeelten weerzijds, door in rechte
lijnen verloopende muurgedeelten tot aan de
hoofdpoort eenerzijds en den Westelijken midden-
toren anderzijds. Door een en ander wordt het
grondplan van het kasteel eenigszins vereen-
voudigd.

De thans gedane ontdekking is van te meer
waarde, omdat juist de Z. W. hoek van het kasteel
tot nu toe in zijn juisten vorm onopgehelderd
was gebleven, terwijl voor de overige gedeelten
van den omtrek voldoende gegevens voorhanden
waren om dien met groote zekerheid te kunnen
vaststellen.

Juni 1921. Ir. J. J. WEVE.

BOEKBESPREKING.

D. Bierens de Haan, Het Houtsnij-
werk in Nederland tijdens de Gothiek
en de Renaissance met een voorwoord
van Dr. Jan Kalf (met 210 afbeeldingen op
155 platen), ’s Gravenhage Martinus Nijhoff 1921.

„En zoo heeft deze jonge man, die aan vakge-
leerdheid maar weinig deed en van de literatuur
wel het een en ander ongebruikt liet, een boek
kunnen schrijven, dat leesbaar is en nieuws vertelt”.
Aldus de heer Kalf in zijn voorwoord van dit
ruim geïllustreerde en royaal gedrukte deel, waar-
van stellig wel de verdienste is dat het nieuws
vertelt, d.w.z. onze kennis komt aanvullen, die
vooral terugging op Vogelsang’s Catalogus van
het Ned. Museum en zijn plaatwerk over de Hol-
landsche meubelen.

De schrijver verdeelt zijn boek (in één band)
in twee deelen: I Gothiek, II Renaissance. Beide
zijn onderverdeeld in tezamen 20 hoofdstukken,
elk hoofdstuk weer in een aantal paragrafen.
Daardoor krijgt men bij het vrij uitgebreide
materiaal een tamelijk overzichtelijke indeeling,
die nog wordt gesteund door de registers en de
verwijzingen ook bij de afbeeldingen naar de be-
treffende bladzijden van den tekst. In het deel
over de Gothiek, worden eerst eenige meer alge-
meene kwesties over materiaal, de ambachten enz.
aangeroerd en dan volgt aan de hand van de
afbeeldingen een geregelde bespreking der ver-
schillende werken, wel voornamelijk van de ker-
kelijke meubelen; eindelijk ook, maar zeer terloops,
van de uitrusting van het woonhuis. In zijn tweede
deel, de Renaissance, bespreekt de schrijver na
eenige inleidende opmerkingen de kunstwerken
volgens een indeeling in 5 groepen naar de stijl-
verschillen, die hij daarin kan opmerken. Zuid-
Nederlandsche invloed heeft daarbij, zooals bekend
is, een rol gespeeld. Eenige archivalia besluiten
het deel.

Register van persoons- en plaatsnamen, een
lijst van vak- en kunsttermen, een opsomming
der aangehaalde geschriften worden gevolgd door
de 155 platen met 210 afbeeldingen. Alles bij
elkaar een stevig deel in 4° formaat met 166
bladzijden tekst.

De schrijver behandelt zijn onderwerp in een
eenigszins eigenaardigen, gemoedelijk voortbabbe-
lenden en toch onderhoudenden stijl, die ons het
vlugge doorlezen wel tot een zeker genoegen
 
Annotationen