Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Mededeelingen en korte berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0260

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
240

MEDEDEELINGEN EN KORTE BERICHTEN

loopende schouders en een enkele hoepel onder in
den wijden rok karakteriseeren het begin van den

Fig. 2. Kostuum van omstreeks 1810.

Biedermaiertijd. Een zwart zijden japon met
pélerine-kraag van omstreeks 1860 kon wegens
plaatsgebrek nog niet opgesteld worden.
Augustus, 1921. FERRAND HUDIG.

HET VALKHOF TE NIJMEGEN.

Opgravingen in het voormalige
„Burgerlus t”. — Het voormalige „Burgerlust”
ondergaat sedert eenige weken enkele verande-
ringen. Bezig zijnde met het graven van grond-
sleuven aan de tuinzijde, voor den aanleg eener
rioleering, stiet men nabij den ingang van de
kegelbaan op oud tufsteen-metselwerk.

De heer Sanders, een der aannemers van de
verbouwing, had de welwillendheid terstond de
aandacht van de plaatselijke Museum-commissie
op dezen vondst te vestigen. Er werd nu overgegaan

tot het voorzichtig blootleggen van hetgeen nog
aan tufsteenmetselwerk in den grond over was,
terwijl ook aan den muur, die de scheiding vormt
met het erf der douairière van Rijckevorsel —
waarin eenig tufsteenmetselwerk voor den dag
was gekomen — de bepleistering plaatselijk werd
weggenomen.

Het in den grond aanwezige tufsteenwerk, ter
lengte van ong. 4 M., bevond zich met den boven-
kant van */2 tot 3/4 meter beneden het terrein
(tuin) en was van 0.60 M. tot 0.80 M. dik. Het
werd gevormd door twee gedeelten, die bij den
aanleg eener oudere rioleering door uitbreken
gescheiden werden, maar stellig eenmaal met el-
kander moeten verbonden geweest zijn.

Hoewel van den aanvang van het onderzoek
af ondersteld werd, dat men te doen had met
overblijfselen van de kasteelommuring uit Bar-
barossa’s tijd (midden der XII eeuw), was het toch
niet terstond duidelijk, hoe het gevondene op de
juiste plaats kon worden teruggebracht.

Uit oude afbeeldingen was bekend, dat ongeveer
ter plaatse een uitgebouwde muurtoren had ge-
staan. Op aannemelijke gronden werd tot nu toe
ondersteld, dat de oostelijke grens van het voor-
malige „Burgerlust” samenviel met den gesloopten
twaalfde-eeuwschen ringmuur van het kasteel, in
welk geval de muurtoren weinig of niet in den
tuin van Burgerlust zou hebben kunnen voor-
springen. Het vinden van tufsteenmetselwerk in
den scheidingsmuur van het aangrenzende erf
scheen aanvankelijk een bevestiging van de onder-
stelling, dat deze muur de plaats van de oude
burchtomsluiting inneemt.

Gelukkig waren er evenwel nog andere gegevens,
die er toe brachten om de voorloopig gevormde
veronderstellingen aan de feiten te toetsen. Het
in den grond aanwezig bevonden tufsteenmetsel-
werk (thans ten behoeve der nieuwe rioleering
voor een groot deel weggebroken) had aan diens
zuidelijk einde een naar het westen uitspringend
gedeelte, dat onbetwistbaar de plaats scheen aan
te geven, waar eenmaal de weggebroken muur-
toren buiten den ringmuur trad. Er rees evenwel
twijfel wegens de medeaanwezigheid van baksteen-
metselwerk, dat tegen het tufsteenmetselwerk aan-
sloot en door zijn hellende steenlagen en vlak-
gemetselde westelijke voorzijde onmiskenbaar tot
een steunbeer had behoord.

Een dergelijke steunbeer viel eerder te verwachten
tegen het midden der voorzijde van den torenwand,
 
Annotationen