Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: De Opleiding van Annstaande Museumambtenaren, Kunsthistorici en Archaeologen: Het academisch Statuut
DOI Artikel:
Hudig, Ferrand W.: Aanwinst van het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0163

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
KUNSTHISTORICI EN ARCHAEOLOGEN

147

te vullen en voortdurend zullen de docenten aan de universiteiten en museum-
ambtenaren daarbij moeten samenwerken. Het levende woord, — en wellicht valt
daarop in het Rapport der Museum-commissie niet voldoende den nadruk, — is
immers het krachtigste middel om de kunst te brengen tot velen en om op die wijze
de schatten onzer musea te laten strekken tot veredeling van ons volk.

A. W. BYVANCK.

AANWINST VAN HET NEDERLANDSCH MUSEUM VOOR
GESCHIEDENIS EN KUNST.

Bij de groote industrie van Venetiaansch glas, die vooral in de Zuidelijke
Nederlanden, maar ook in de Hollandsche steden, gedurende de zestiende en zeven-
tiende eeuw werd uitgeoefend, ligt het voor de hand, dat het grootste gedeelte der
hier verzamelde Venetiaansche glazen niet van zuiver Italiaanschen oorsprong is.
Bekend is het, hoe Italiaansche glasblazers, vooral uit het dorpje Altare bij Mantua
afkomstig, alle landen van Europa afreisden, om met vreemd kapitaal maar Itali-
aansche werklieden fabrieken op te richten. Zij traden daarbij wel in concurrentie
met Venetië, maar bevorderden de welvaart van hun land, door in twee der moei-
lijkste sociale nooden te voorzien, gebrek aan geld en te veel aan arbeidskracht.
De grootste dezer fabrieken waren die van Antwerpen en Brussel, maar ook in Luik,
’s-Hertogenbosch, Maastricht, werkte men „a la faqon de Venise”, eveneens in ’t
„glashuys aen de Roosegraft” te Amsterdam. Een Venetiaansche glasblazer was aan
het „crystalglashuys” van Haarlem verbonden. Ook de Meester van de „gelaesfour-
naise binnen Middelburg” was een Italiaan. In Rotterdam hadden de Italianen niet
veel succes. Hier schijnt de industrie evenals te ’s-Gravenhage door Fransche uit-
gewekenen geleid te zijn. Verscheiden Venetiaansche glasblazers werkten daarentegen
te Muiden. ')

De minderwaardige qualiteit van het meeste Venetiaansche glas, dat hier
gevonden wordt, sterkt het vermoeden, dat het product der Nederlandsche blazerijen
in zuiverheid met dat van Murano niet kon wedijveren. Ook in kunstzin staan de
vormen verre achter bij de stukken, die in de musea van Venetië en Murano
worden bewaard.

In Duitschland werd eveneens Venetiaansch glas nagebootst, niet alleen in
Keulen, waar zich, zooals in Holland, Italianen hadden neergezet, maar ook in Bohemen
en Silezië. Hier was het onderscheid nog grooter, want het Italiaansche voorbeeld
werd hier alleen in de uiterlijke versiering gevolgd, de grondvormen bleven de oor-
spronkelijk Duitsche, waarbij het bierverbruik, dat in Italië bijna onbekend was, den
doorslag gaf. De Nederlandsche fabrieken stonden waarschijnlijk tusschen beiden in,
zij vormden niet, zooals in Duitschland, een nationale industrie, maar bleven een

') Nadere toelichtingen volgen in een uitvoerige studie over de glasverzameling van het Neder-
landsch Museum.
 
Annotationen