Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Neurdenburg, Elisabeth: Het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst en het Rapport der Museumcommissie
DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: De klassieke oudheid in het Rapport der Museumcommissie
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0146

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
130

DE KLASSIEKE OUDHEID IN HET

er uit, verspreid tusschen de schilderijen als sierstukken zonder meer zal vertoonen,
een opstelling, die m.i. in een zekere moeheid haar oorsprong vindt in een tijd,
waarin de menschen meer geneigd zijn alleen de schoonheid van de voorwerpen
op zich te laten inwerken, dan behalve van die schoonheid ook nog te genieten
van het vele dat het voorwerp ons kan geven, wanneer we het leeren kennen in
de omgeving, waarin het uit zijn aard toch ook thuisbehoort, d.w.z. als product
van beeldhouwkunst, meubelkunst of ceramiek.

Waarlijk, zij die de voorwerpen ook zoo kunnen zien, genieten stellig niet
minder en misschien wel meer van de schoonheid der dingen!

ELISABETH NEURDENBURG.

DE KLASSIEKE OUDHEID IN HET RAPPORT DER
MUSEUMCOMMISS1E.

Elk onderdeel in het groote geheel onzer musea zal zonder twijfel voordeel
trekken van het werk der Museumcommissie en van de denkbeelden, neergelegd in
haar uitvoerig en belangrijk Rapport; maar dit voordeel zal niet voor alle onderdeelen
even groot zijn en wellicht zal het, als de voorstellen der Commissie onveranderd
worden uitgevoerd, slechts gering wezen voor een aantal overblijfselen der klassieke
Oudheid.

Daarbij denk ik zeker niet aan het voorstel der Commissie om in de zalen
van een nieuw te stichten Algemeen Kunstmuseum te Amsterdam, bestemd voor
antieke kunst (waartoe ook de Egyptische kunst wordt gerekend), naast eventueele
schenkingen of aankoopen speciaal voor dit Museum gedaan, telkens wisselende
tentoonstellingen te houden uit het rijkskunstbezit in andere verzamelingen, met dien
verstande, dat de voor het Museum te Leiden duurzaam onmisbare voorwerpen na
vijf jaar, of zooveel eerder als het organisch verband van het Algemeen Kunstmuseum
dit toelaat, naar Leiden terugkeeren. De Commissie meende terecht, dat door het
tentoonstellen in het drukst bezochte centrum van een beperkt aantal der schoonste
kunstwerken uit de klassieke Oudheid de aandacht van het publiek op den duur
ook meer zou worden getrokken naar de verzameling te Leiden, die speciaal voor
de kunst der landen om de Middellandsche Zee (met inbegrip van Perzië en
Mesopotamië) is bestemd.

Voortreffelijk is dit voorstel der Commissie, omdat men door het overbrengen
der fraaiste bezittingen uit het Rijksmuseum van Oudheden naar Amsterdam eindelijk
de gelegenheid verkrijgt om deze meesterwerken van klassieke kunst op waardige
wijze ten toon te stellen. Men kan zich immers zeer moeilijk voorstellen, dat het
gebouw, waarin het Museum van Oudheden tegenwoordig is gevestigd, daarvoor
zelfs na een uitgebreide restauratie ooit zou zijn geschikt te maken. Geheel bevredigend
is het voorstel evenwel ook niet; want het gevaar bestaat, dat op deze wijze juist
de fraaiste monumenten van klassieke kunst niet zullen worden beheerd door de
 
Annotationen