Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI Artikel:
Knuttel, Gerhardus: De miniaturen in het Leidsche Getijdenboek
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0020

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
4

DE MINIATUREN IN HET LEIDSCHE GETIJDENBOEK

DE MINIATUREN IN HET LEIDSCHE GETIJDENBOEK.

(UNIV. BIBL. B. P. L. 224).

I.

Het artikel van Dr. A. W. Bijvanck in de laatste aflevering der vorige jaargang
van dit tijdschrift ontheft mij van de taak het Leidsche getijdenboek te beschrijven,
terwijl nu ook de verdeeling der miniaturen in vier duidelijk te scheiden groepen
niet meer behoeft te worden geargumenteerd en ik uit kan gaan van de groepen
A, B, C en D, zooals deze door Dr. Bijvanck samengesteld zijn.

Groep B onderscheidt zich zoozeer van de drie andere, dat ik die naderhand
afzonderlijk zal bespreken; wel moet ik nadrukkelijk herhalen, dat A en B reeksen
vormen, die niet voor dit handschrift zijn vervaardigd, C en D echter wel; daar tot
A en B echter tezamen 15 van de 21 miniaturen behooren, kan men aannemen
dat zij niet ter completeering toegevoegd werden, doch dat omgekeerd de in deze
reeksen niet voorkomende, maar wél gewenschte miniaturen er speciaal voor dit
boekje zijn bij gemaakt.

Hoe verhouden zich nu de groepen A, C en D onderling? Zij zijn in dezelfde
techniek uitgevoerd: zeer fijne grisailles, zwart op wit, steeds met de rechterzijde
als schaduwkant, door eenige geheel schematisch aangebrachte kleuren verlevendigd:
blauw voor het zenith, ter halverhoogte van de lucht geheel ophoudend, geelbruin
voor den bodem en de boomkronen en geel voor het haar, bleek-karmijnrood
in de schaduw. Het zwart lijkt meer gestippeld dan geteekend, zoodat de indruk
eer die van een stippelgravure dan van een penteekening of een aquarel nabij
komt. Verder hier en daar wat penseelgoud.

Groep C overtreft de beide andere in qualiteit. De verhouding tusschen C en
D komt ongeveer overeen met die tusschen het werk van meester en leerling: Dis
een navolger. Ik kom daar straks op terug.

Het blaadje met de Drieëenheid ') uit groep C, schijnt tusschen de andere
teekeningen uit deze groep en die uit A in te staan; het heeft het formaat van C
en dezelfde zuivere, minutieuse uitvoering; maar in details (boomkroon, handen,
plooien) stemt het volkomen overeen met A. Ik meen dan ook in A en C dezelfde
hand te zien. De wijze van teekenen is bij beide geheel dezelfde, men lette b.v. op de
handen of op de lange rechte lijnen langs de plooien, aan het einde even, als met een
weerhaak, scherp omgebogen. Het verschil ligt voornamelijk in de qualiteit en wordt
verklaard wanneer men bedenkt, dat groep A als fabriekswerk vervaardigd werd,
niet voor een bepaald boekje, maar als massa-productie, (wat de vrij talrijke andere
getijdenboeken bewijzen, waarin vrijwel dezelfde miniaturen voorkomen), terwijl C,

>) Afgebeeld bij: W. Vogelsang, Die Hollandischen Miniaturen des spateren Mittelalters (Studiën
zur Deutschen Kunstgeschichte, 1899), blz. 76.
 
Annotationen