Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 4.1924

DOI Artikel:
Por, Jacob: Muurbeschildering in de Kruisheerenkerk te Maastricht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25358#0053

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
MUURBESCHILDERING IN DE KRUISHEERENKERK TE MAASTRICHT. 41

Dom.. 1461” is gedeeltelijk over de teekening der twijgen geschilderd; hieruit volgt, dat de
beschildering uit den reparatietijd is, en het groote opschrift na de beschildering van het
ornament geschreven is.

De teekening der versiering is ook uit een lateren tijd, niet alleen de figuren maar
ook het ornament. Hier zijn verschillende details uit de 16de eeuw. Het ornament vertoont
zich niet in een stijlvorm, maar het bezit verschillende overgangs details, welke onder de
uitvoering zijn ontstaan. In het eerste vak vindt men de twijgen met lang gerekte bladeren,
meest kort bij den twijg zich in drieën splitsend, terwijl ieder deel aan het uiteinde breed
wordt, zich weer in drieën deelt en eindigt in een driepas met de middelste bladpunt gewijzigd
in eene gebogene punt. Bij de middelste dezer drie uiteinden is de spits van het blad soms
kort, even omgeslagen, of krult zich lang om den stengel of door een ander blad.

Bij vak twee is de blad-
verdeeling dezelfde, maar de
eindiging is geheel anders, zij
vertoont niet meer de pasvorm,
zij is bijna geheel verdwenen.

De lijnen buigen nu in een
omgekeerde richting en wel
naar beide zijden, zoodat een
scherpe punt ontstaat en het
blad den distelvorm krijgt. Bij
vak drie worden sommige bla-
deren breeder, de driedeeling
verdwijnt, het blad zet zich al
voort in een slingerlijn, waarbij
iedere ronding een blad afdraait,
gedeeltelijk naast de hoofdlijn
en het breede bladvleesch heeft
een rij van bladpunten.

Deze details zijn in de
overige vakken in mindere of meerdere mate verwerkt. Bij de dunne versieringstakjes, die
alleen in zwart geteekend zijn, is verschil van teekening. Uit de hoek- of snijpunten voort-
komende om de ledige plaatsen, soms geestig, te vullen, zijn ze met of zonder blaadjes en
eindigen soms in een kurketrekker of onverwachts in een natuurlijk geteekende papaver.
In andere vakken zijn ze als breede bundels soms door dwarsbandjes verbonden.

Onder de fragmenten met figuurvoorstellingen vinden we in het vierde vak bij de enge-
len licht blauwe pofmouwen. De beide figuren bij het kruis zijn strenger van lijn doch in den
tulband op het hoofd der vrouwenfiguur is die zelfde blauwe kleur verwerkt. Doch het duide-
lijkst zijn bij het borstbeeld van Koning David de renaissance-vormen zichtbaar, ook hier weer
de licht blauwe kleur, die niet uit gothischen tijd is, daar ze dan zwaar en krachtig zou zijn.

Verder zijn de beide wapenschilden, het groote aan het kruis en de kleine in het
vierde vak, uit verschillenden tijd. De laatste heeft de gebogen renaissance-vorm, en de
 
Annotationen