NAALDKUNST, KANTWERK EN HANDWEVEN
en rijker geweest als technische kennis den leiddraad had gevormd
voor zuiverder steekrichting, beter begrepen vlakvulling en doel-
matiger omlijning der vormen; als beseft was, welke kracht ligt in het
omranden met den kettingsteek, den steelsteek, den draad met hecht-
steken, den koordsteek enz., hoe vlakvullingen werken in: ketting-
steek, steelsteek, platsteek, satijnsteek, vischgraatsteek, zandsteek,
in naast elkaar gelegde draden enz., hoe gouddraad te verwerken
is en iedere soort metaaldraad zijn eigen beperkte kracht bezit.
Hoe zijn nu vakkennis en vrijheid in compositie en uitvoering tot
eenheid te brengen?
Onze Hollandsche scholen, waar jonge meisjes in textielkunst
haar opleiding ontvangen, geven daarop het antwoord: Maanden
terug bracht ik een bezoek aan de kunstnaaldwerkklasse van de
Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor meisjes te Amsterdam,
de school, die in Nederland vooraan staat als kunstnijverheids-
inrichting voor meisjes en aan de textielkunst in de eerste plaats
haar zorgen wijdt. Op de voorste bank zaten drie meisjes, elk bezig
met het werken van een pianokleed. Zij hadden zelf het ontwerp
er voor gemaakt en toen dit was goedgekeurd, waren zij begonnen
met de zich eigen gemaakte technische kennis, het kleed te bordu-
ren. De werkstukken werden mij getoond, ze waren nog niet vol-
tooid, doch het overzicht was voldoende om te zien het karakter
dat er uit sprak, de frissche gedachte, die zich spontaan had mogen
uiten. De meisjes hadden vrij mogen werken, vrij waren ze in
wer kop vatting, vrij in ’t gebruik der aangeleerde steken, vrij in de
keuze van ’t materiaal. Zij mochten haar oorspronkelijk ontwerp, al
was dit nog schoolsch, omzetten in een eigen en eerlijke kunstuiting.
De werken toonden een ongebonden werkwijze en vormverdeeling,
zonder onevenwichtig te zijn. Op de achterbanken zaten de minder
gevorderde leerlingen bezig de nog primitieve kunde van ’t ver-
werken van steken en vlakvullingen in praktijk te brengen op rand-
jes van eigen vinding, ’t Was eenvoudige doch reeds persoonlijke,
zelfstandige arbeid.
Zoo moet het zijn. De Industriescholen voor meisjes in de meeste
groote steden van ons land, leveren in dezen ook goed werk. Maar
haar leerprogram is niet dat der kunstnijverheidscholen. Haar leer-
12
en rijker geweest als technische kennis den leiddraad had gevormd
voor zuiverder steekrichting, beter begrepen vlakvulling en doel-
matiger omlijning der vormen; als beseft was, welke kracht ligt in het
omranden met den kettingsteek, den steelsteek, den draad met hecht-
steken, den koordsteek enz., hoe vlakvullingen werken in: ketting-
steek, steelsteek, platsteek, satijnsteek, vischgraatsteek, zandsteek,
in naast elkaar gelegde draden enz., hoe gouddraad te verwerken
is en iedere soort metaaldraad zijn eigen beperkte kracht bezit.
Hoe zijn nu vakkennis en vrijheid in compositie en uitvoering tot
eenheid te brengen?
Onze Hollandsche scholen, waar jonge meisjes in textielkunst
haar opleiding ontvangen, geven daarop het antwoord: Maanden
terug bracht ik een bezoek aan de kunstnaaldwerkklasse van de
Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor meisjes te Amsterdam,
de school, die in Nederland vooraan staat als kunstnijverheids-
inrichting voor meisjes en aan de textielkunst in de eerste plaats
haar zorgen wijdt. Op de voorste bank zaten drie meisjes, elk bezig
met het werken van een pianokleed. Zij hadden zelf het ontwerp
er voor gemaakt en toen dit was goedgekeurd, waren zij begonnen
met de zich eigen gemaakte technische kennis, het kleed te bordu-
ren. De werkstukken werden mij getoond, ze waren nog niet vol-
tooid, doch het overzicht was voldoende om te zien het karakter
dat er uit sprak, de frissche gedachte, die zich spontaan had mogen
uiten. De meisjes hadden vrij mogen werken, vrij waren ze in
wer kop vatting, vrij in ’t gebruik der aangeleerde steken, vrij in de
keuze van ’t materiaal. Zij mochten haar oorspronkelijk ontwerp, al
was dit nog schoolsch, omzetten in een eigen en eerlijke kunstuiting.
De werken toonden een ongebonden werkwijze en vormverdeeling,
zonder onevenwichtig te zijn. Op de achterbanken zaten de minder
gevorderde leerlingen bezig de nog primitieve kunde van ’t ver-
werken van steken en vlakvullingen in praktijk te brengen op rand-
jes van eigen vinding, ’t Was eenvoudige doch reeds persoonlijke,
zelfstandige arbeid.
Zoo moet het zijn. De Industriescholen voor meisjes in de meeste
groote steden van ons land, leveren in dezen ook goed werk. Maar
haar leerprogram is niet dat der kunstnijverheidscholen. Haar leer-
12