È7i DE S C H I LD E R K O N S T
zich de SchilderkonO; van geen behendige têkens gelijk
ais de Dichtkunde, maar altoos van natuurlijke tékens.
Door die natuuriijke tekens voltooit de SchilderkonA
haare navoigingen.
De Schiiderkonh: bedient zich van het oog om ons te
beweegen) en dat wiA ook wet toen hy zong,
<^<? ^<?cr <ócr Gs-
Het Gezicht voert eeh grooter Heerïchappy over de
zielais de andere Zinnen. Het is op het Gezicht dat de
ziel zijngrootAe vertrouwen dreh, dooreenenasuuriijke
drift verherkt ofbekrachtigt by de hrvarendheyt. De
ziel beroept zich op het Gezicht ren opzichse derande-
re zinnen, wanneer zy vermoet dat erietsschuyltaanhet
verhaal. Op die wijze verrukt ons het geraas of het na-
tuuriijk geiuyt niet na maate der zichtbaare voorwerpen.
By voorbeeit, het geichreeuw van een gekwesf persoon
die wy niet zien, geeft ons die aandoening niet die wy
zouden gevoeien op het Gezicht van deszeifs bioed en
wonden, alhoewei ons deoorzaak is bekentdiehemdoet
giiien en roepen. Men mag dan zeggen op eendichtkun-
dige wijze, of ichoon er zich zommige aan
komen te ergercn, w<f<r/ ^
Ten tweede, de tëkens deweike de SchiiderkonAge-
bruykt om ons te spreeken, zijn geene goeddunkeitjke
tékens geiijk als de woorden en de omichryvingen waar
mee zich deDichtkundebeheipt. DeSchiiderkonh be-
dient zich van natuuriijke tekens, wier krachtnietaf-
hangt, van de opvoeding. Die têkens haaien hun Aerkte
uyt het verhaai dat de Natuur zeive invoert in de uyt-
wendige voorwerpen eninonzewerktuygen, enom daar
zich de SchilderkonO; van geen behendige têkens gelijk
ais de Dichtkunde, maar altoos van natuurlijke tékens.
Door die natuuriijke tekens voltooit de SchilderkonA
haare navoigingen.
De Schiiderkonh: bedient zich van het oog om ons te
beweegen) en dat wiA ook wet toen hy zong,
<^<? ^<?cr <ócr Gs-
Het Gezicht voert eeh grooter Heerïchappy over de
zielais de andere Zinnen. Het is op het Gezicht dat de
ziel zijngrootAe vertrouwen dreh, dooreenenasuuriijke
drift verherkt ofbekrachtigt by de hrvarendheyt. De
ziel beroept zich op het Gezicht ren opzichse derande-
re zinnen, wanneer zy vermoet dat erietsschuyltaanhet
verhaal. Op die wijze verrukt ons het geraas of het na-
tuuriijk geiuyt niet na maate der zichtbaare voorwerpen.
By voorbeeit, het geichreeuw van een gekwesf persoon
die wy niet zien, geeft ons die aandoening niet die wy
zouden gevoeien op het Gezicht van deszeifs bioed en
wonden, alhoewei ons deoorzaak is bekentdiehemdoet
giiien en roepen. Men mag dan zeggen op eendichtkun-
dige wijze, of ichoon er zich zommige aan
komen te ergercn, w<f<r/ ^
Ten tweede, de tëkens deweike de SchiiderkonAge-
bruykt om ons te spreeken, zijn geene goeddunkeitjke
tékens geiijk als de woorden en de omichryvingen waar
mee zich deDichtkundebeheipt. DeSchiiderkonh be-
dient zich van natuuriijke tekens, wier krachtnietaf-
hangt, van de opvoeding. Die têkens haaien hun Aerkte
uyt het verhaai dat de Natuur zeive invoert in de uyt-
wendige voorwerpen eninonzewerktuygen, enom daar