Weyerman, Jacob Campo: De Levens-Beschryvingen der Nederlandsche Konst-Schilders en Konst-Schilderessen: met een uytbreyding over de Schilder-Konst der ouden (Band 1) (s'Gravenhage, 1729)

wyze buytenspoorigen nadeeüg wa3 aan zyne gezondheyt,
hec laken had zyn piooi gevac, en geenc heylzaame ver-
maaningcn mogcen hem helpeti. Die zonde der gesvoon-
te verdroot inzonderheytyMr/?//^ die toe-
iey om hern uyt Venetien, en van zynedronkeSpitsbroe-
ders, af te troonen, waar in hy zo verre vorderde , dat
Lyr hem by handtading beioofde, die ifad te ver-
laatenen hem te zuhen volgen na R.omenj zodraalshy
zyn onderhande hebbende ifukjes zou hebben opgeschil-
dert; zijnde die Beioften geschiet in het jaar duyzent
ies hondert twintig, doch nimmer nagekomen, dewijl
onzen Oldenborgschen y^// het zo iang neurende hieit
met hetopmaaken vandiebegonnefchiiderytjes, dathet
zeifs de Peif verdroot, die hëm uyt dit vergankeiijk iee-
ven rukte in de btoei zijns ieevens. Hy iiet geen Wedu-
we noch Weezen na, als diein atie deelen het Itahaaüs
spreekwoort had opgevolgt ^ ^ wiyr
,4^// /c/lwVr K'/c// ^cc// r/tc cp VT/s/

j A N