Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Bescherming van monumenten in Tijd van Oorlog
DOI Artikel:
Vermeulen, Frans A. J.: De Staatsbegrooting voor 1920
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0194
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
het juist als met dat van het Roode kruis. Het is echter gewenscht, dat onzijdigen in
dat geval een onderzoek instellen, den schuldige voor de wereld aanklagen en den
niet-schuldige tegen laster verdedigen, zoodat de moraal ten aanzien der monumenten
verhoogd wordt. Het is de taak van den verdediger de kenteekenen te verwijderen, in
geval hij zich gezoodzaakt ziet het monument voor een militair doel te gebruiken. Tijdens
den strijd zullen de onzijdigen niet kunnen ingrijpen; het na afloop constateeren der
feiten is hun werk.

Bij vraag 8. De medewerking van vertrouwbare, reeds in tijd van vrede aan te
wijzen, neutralen als opzichters en rapporteurs is zeer wenschelijk, gezien de onmogelijkheid
tusschen de oorlogvoerenden een onmiddellijk contact te krijgen. Deze medewerking moet in
tiid van vrede worden voorbereid. De aangewezen mannen moeten aan een internationale,
onpartijdige instantie verslag kunnen uitbrengen en aan deze laatste moet het recht ge-
geven worden haar ongecensureerde berichten in de pers van alle landen openbaar te maken.

Bij vraag 13. Het komt wenschelijk voor, dat in een onzijdig land overleg
tusschen vertegenwoordigers der monumentenzorg plaats hebbe, ter deskundige voorbereiding
van volkenrechtelijke maatregelen. Hieraan moeten ook militaire vertegenwoordigers
deelnemen. Het doel van het overleg moet zijn: »Klarung der Ansichten durch Aussprache,
nicht aber die Beschlussfassung, sondern höchstens die Einigung über allgemeine Resolutionen,
die eine Grundlage für eine international-völkerrechtliche Regelung vorbereiten.”

Is men dus van Duitsche zijde geneigd het initiatief van den Ned. Oudh. Bond
te steunen, aan den Franschen kant toonde men zich nog niet zoo tegemoetkomend. Dit
laatste berust vooral op scepsis aangaande de goede trouw bij de toepassing van interna-
tionale bepalingen. Maar er klinkt toch in enkele der aangehaalde Fransche passages een
ondertoon, die hoop geeft, dat het mogelijk zal zijn, zij het ook niet aanstonds,
vertegenwoordigers der verschillende partijen aan een tafel te vereenigen. Ook al ziet
men, met de Franschen, den Volkenbond als het orgaan aan, dat de gewenschte maatregelen
moet nemen, men zal toch niet kunnen ontkennen, dat een deskundige voorbereiding
eener internationale regeling noodig is. En juist die voorbereiding is het, waartoe de
Bond het initiatief wenschte te nemen.

E. J. HASLINGHUIS.

DE STAATSBEGROOTING VOOR 1920.

Naar aanleiding van eene opmerking, gemaakt in het Voorl. Verslag betreffende
het ontwerp van hoofdstuk I der Staatsbegrooting voor 1920, dat nl. bij de afdeeling
Kunsten en Wetenschappen de subsidies met kwistige hand zouden worden rondgestrooid
(blz. 9), wenschte de Minister in de Memorie v. Antwoord te kennen te geven, dat
men, aldus sprekende, niet geheel billijk oordeelde. Hij wilde er de aandacht op vestigen,
dat uiteraard de Regeering in de meeste gevallen kunst- of wetenschappelijke belangen

184
 
Annotationen