Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Vermeulen, Frans A. J.: De Staatsbegrooting voor 1920
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0195

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
slechts zal kunnen bevorderen door het verkenen van subsidies, wat niet in die mate
het geval is bij andere onderwerpen van overheidsbemoeiing.

Het ware dan ook niet juist hieruit at te leiden, dat te groote royaliteit wordt
betracht. Het bedrag toch, dat volgens de ingediende ontwerp-begrooting in totaal aan
de bevordering van kunst of wetenschap zou worden ten koste gelegd, bedraagt ongeveer
1U pet. van het totaal der geraamde gewone uitgaven des Rijks en in de stijging dier
uitgaven, vergeleken bij het jaar 1919, deelt de afdeeling Kunsten en Wetenschappen
voor slechts even 1U pet. Overigens was het den Minister aangenaam, dat men op
bovenbedoelde opmerking in het Voorl. Verslag betreffende de ontwerp-begrooting van
hoofdstuk V A niet meer is teruggekomen.

I. MONUMENTEN.

Monumentenzorg, f47,650.

Het bedrag voor 1919 beschikbaar gesteld voor materieele uitgaven der Rijks-
commissie en het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, berustte op eene raming uit de
allereerste weken na de instelling. Nu deze organisatie ruim een jaar heeft gewerkt,
bleek, dat de raming geheel onvoldoende moet worden geacht. In verband met e. e. a.
zijn de uitgaven thans ƒ 19.650 hooger geraamd.

Onderhoud en instandhouding van monumenten, f254.520.

De subsidiën voor de restauratie van de gewelfschilderingen in de Zuiderkerk te
Enkhuizen, het Raadhuis te Halsteren en de Ned. Herv. Kerk te Vlissingen zijn afgeloopen.
Ten behoeve van de voortzetting der volgende werken, waarvoor bij de wet de gelden
gevoteerd zijn, werden vervolgtermijnen uitgetrokken tot hetzelfde bedrag als bij de
Staatsbegrooting voor het loopende dienstjaar is toegestaan: R. K. Kerk te Asselt (3e van
4 termijnen); Nieuwe Kerkstoren te Delft (3e van 6 termijnen); St. Lebuinuskerk te
Deventer (6e van 7 termijnen); N. H. Kerk te Doesburg (3e van 5 termijnen); N. H. Kerk
te Goes (3C van 4 termijnen); Groote of St. Bavokerk te Haarlem (3e van 4 termijnen);
de St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (waarvan niet met voldoende zekerheid te bepalen
is, wanneer de restauratie voltooid zal zijn, gelijk is meegedeeld op blz. 73 Mem. v.
Antw. Staatsbegr. 1904); Stadhuis te Middelburg (laatste van 3 termijnen); R. K. Kerk
te Schinnèn (3e van 4 termijnen).

Voor den O. L. Vrouwetoren te Amersfoort was aanvankelijk gerekend op een
subsidie van ƒ24000 te voldoen in 12 termijnen van ƒ2000 waarvan in 1920 de
elfde zou moeten worden uitbetaald. De toren bleek echter, toen hij na zijn omsteigering
goed onderzocht kon worden, in veel slechter staat te verkeeren dan men gemeend had.
De Gemeente vroeg daarom verhooging van het subsidie met ƒ 70 000.—, mededeelend,
dat de herstelling in 6 of 7 jaar kon afloopen. Daarom wordt voorgesteld gedurende
zeven jaar ƒ10.000 te verleenen boven het reeds toegestane bedrag, dus in 1920 en
1921 ƒ 12.000 en de vijl volgende jaren telkens ƒ10.000.

185
 
Annotationen