Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Vermeulen, Frans A. J.: De Staatsbegrooting voor 1920
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0196

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Voor de St. Eusebiuskerk te Arnhem was een subsidie voorzien van ƒ45.000 in
9 termijnen van ƒ5000, waarvan de laatste in 1920 verschijnt. De restauratie is evenwel
nog niet afgeloopen: uitwendig moeten nog eenige westelijke traveeën aan den noordkant
en het zuidportaal worden hersteld; inwendig vragen o. a. de gewelven van den
zuidelijken zijbeuk voorziening. In verband met de stijging der kosten — gevolg van de
tijdsomstandigheden — vraagt de restauratiecommissie, teneinde het werk niet eindeloos
te rekken, verhooging van het subsidie met ƒ7000. Met het oog hierop ware voor 1920
uit te trekken j 12000.

Ten behoeve der O. L. Vrouwekerk te Breda was een subsidie toegestaan van
ƒ 128.000 in 12 termijnen, waarvan in 1920 de elfde vervalt. Door de stijging van prijzen
en arbeidsloonen is dit bedrag niet meer voldoende te achten. Aangezien dit monument
bijzonder rijk aan beeldhouwwerk is, bleek het wenschelijk, om naast den architect een
beeldhouwer aan te stellen, die de leiding van de restauratie van het beeldhouwwerk op
zich zal nemen. Om deze redenen wordt eene verhooging met ƒ8000 per jaar voorgesteld.

Van het subsidie der St. Catharinakerk te Brielle (ƒ 48.800 uit te keeren in 17
termijnen) is in 1919 de slottermijn (ƒ 800.—) beschikbaar gesteld. De restauratie is
echter nog niet voltooid en men wenscht die thans ten einde te brengen. Een bedrag
van ƒ 54.000 wordt daartoe nog noodig geacht, waarvan als Rijkssubsidie ƒ 40.000 ware
te verkenen, te verdeelen in 5 termijnen van ƒ 8000. De plannen voor de voltooiing
dezer restauratie zijn nog in onderzoek bij de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg,
zoodat omtrent het kostencijfer eenig voorbehoud moet worden gemaakt. Bij een volgende
begrooting. zal daaromtrent nadere mededeeling worden gedaan. In afwachting daarvan
wordt de eerste termijn ad ƒ 8000 uitgetrokken.

Voor de Bergkerk te Deventer is een subsidie toegestaan vanƒ24.725, t. w.ƒ24.000
voor de restauratie van het gebouw en ƒ725 voor het herstel der muurschilderingen.
Voor dit laatste doel is ƒ 500 voldoende gebleken. Voor het gebouw zelf echter is de
raming van ƒ 48000, die reeds van vóór den oorlog dateert, te laag gebleken. De kosten
worden nu geraamd op ± ƒ 70.900, waarvan door het Rijk de helft, of rond ƒ 35.500
ware bij te dragen. Over 1918 en 1919 is reeds uitbetaald bovenbedoeld bedrag van
ƒ 500 voor de muurschilderingen en ƒ 9390 voor de restauratie van het gebouw, zoodat
nog dient te worden uitgekeerd ƒ 35.500 — ƒ 9390 ~ j 26.110. Dit bedrag ware te
verdeelen over drie jaren. Voor 1920 is derhalve J 8700 uitgetrokken.

Voor de restauratie der Ned. Herv. Kerk te Dongen is voor 1919 een eindtermijn
uitgetrokken. De oorspronkelijke plannen hebben echter wijziging moeten ondergaan,
waardoor de totaalkosten zullen stijgen tot ± ƒ 50.000. Het kerkbestuur is niet bij
machte meer bij te dragen dan ƒ 4000, terwijl aan de provincie en de synode subsidies
zijn gevraagd van resp. ƒ 5000 en ƒ 3000. Het ontbrekende ware door het Rijk bij te
dragen. Na aftrek van de voor 1918 en 1919 beschikbare som van ƒ 8000 zal dus nog
moeten worden beschikbaar gesteld een bedrag van ƒ 30.000. Hiervan ware in 1920 een
eerste termijn van ƒ 5000 toe te staan.

186
 
Annotationen