Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Bescherming van monumenten in Tijd van Oorlog
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0193

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
had gezien), toe te zenden, alsmede een overdruk van een artikel van denzelfden
geleerde in het Zschr. f. bildende Kunst. Voorts kwam van dit lichaam een uitvoerig schrijven
in, waarin het herinnerde aan hetgeen het reeds sedert het begin van den oorlog had
verricht, en erop wees, dat de door de Brusselsche vergadering van 1915 aan de openbare
meening gestelde vraag onbeantwoord is gebleven. »Geen enkel positief voorstel is
toentertijd uit het vijandelijke of uit het onzijdige buitenland tot ons gekomen. Slechts
de Zwitsersche vrienden der monumenten hebben zich ernstig bezig gehouden met de
theoretische constructie van internationale maatregelen van bescherming . . . .” Artikel 27
van het Haagsche tractaat is in velerlei opzicht ontoereikend gebleken, daar men bij de
opstelling van die paragraaf de tegenwoordige mogelijkheden op militair gebied niet kon
voorzien; vooral de afstanden, waarop de hedendaagsche kanonnen schieten, en de
aanvallen uit de lucht verijdelen het gevolg, dat het kenbaar maken van de te beveiligen
monumenten door het aanbrengen van bepaalde teekenen, zou kunnen hebben. De Duitsche
»Denkmalfreunde” achten een nadere beraadslaging en overeenkomst aangaande de
mogelijkheden van beperking der gevaren, waaraan de monumenten bloot staan, dringend
noodzakelijk, te meer daar in de grenslanden de oorlog nog steeds voortwoedt. »Der
Ausschuss des Tages für Denkmalpflege wird immer bereit sein, auch an einer interna-
tionalen, von den Neutralen ausgehenden Beratung und Einigung über diese Frage
mitzuwirken”.

Aan dit schrijven van den »Tag für Denkmalpflege” is toegevoegd een vrij
uitvoerige bespreking van de in den «questionnaire” van den Bond gestelde vragen. Het
zou te ver voeren de opmerkingen van het Duitsche genootschap hier alle weer te geven.
Bovendien zullen zij, met de andere brieven, een voorwerp van beraadslaging in de
Bondscommissie uitmaken. Ik geef dan ook slechts (in beknopten vorm) de meest belangrijke :

Bij vragen 4—5. Aanbeveling verdient een overzichtelijke inventaris der monumenten.
(Voor Duitschland is de stof voor een zoodanigen inventaris bijna gereed). Het zou
wenschelijk zijn een eventueele mobilisatie ook over het (roerende) kunstbezit uit te
strekken, en wel zóó, dat dit op een veilige plaats bijeengebracht, en bij het naderen
van den vijand óf verder weggevoerd, óf wel in de hoede van den vijand achtergelaten
wordt. De verzorging van die kunstwerken moet den oorlogvoerenden partijen als een
plicht worden opgelegd.

De staten dienen elkander reeds in tijd van vrede op de hoogte te stellen van
de door hen getroffen maatregelen. Een classeering der monumenten is niet gewenscht;
aan eiken staat moet overgelaten worden, welke monumenten hij wenscht te beschermen.
Een lijst hiervan moet hij publiceeren en dan den vijand doen toekomen. De monumenten
moeten met behulp van een internationaal overeengekomen teeken, dat dadelijk bij de
mobilisatie dient aangebracht te worden, beschermd worden. Al kan dit teeken veelal
geen nut hebben (bij bombardementen op verren afstand), het kan toch dienstig zijn bij
«Nahkampf" en ook om principiëele redenen. Met het misbruik van het kenteeken staat

183
 
Annotationen