Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Bescherming van monumenten in Tijd van Oorlog
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0192

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
rhetorische wendingen heb weggelaten, en die eindigt met de vraag: »Is het overigens
niet de Volkenbond, wien de taak toekomt op de beste en werkzaamste middelen te zinnen
om de menschheid en de beschaving te beschermen tegen de aanvallen harer vijanden?”

Op een meer wijsgeerig, maar ten slotte even weinig tegemoetkomend, standpunt
stelt zich de (in 1831 gestichte en te Toulouse gevestigde) Société archéologique du Midi
de la France. Ook zij begint met hulde te brengen aan het initiatief: »Toute nation
civilisée ne peut, en principe, que s’associer a des tentatives de ce genre.” Maar ook
hier wordt weer twijfel uitgesproken aan de verwezenlijking van het gewenschte. De
verkrachting der tractaten, de weloverlegde minachting der oorlogswetten, de onmenschelijke
leerstellingen, die openlijk werden beleden, dit alles plaatst degenen, die er zoo wreed
onder hebben geleden in condities, welke te zeer verschillen van die der naties, «qui se
sont décidées, comme la vötre, pour la neutralité.” De «Société” is van oordeel, dat
slechts een geheel van juist omschreven en officiéél besproken, aanvaarde en onderteekende
regelen buitensporigheden, als waaronder de menschheid nu zucht, kan voorkomen,
wanneer de overtreding dier regelen tenminste wordt voorkomen of gestraft door een
«force supérieure, consciente et organisée.” Zonder dien waarborg en die sanctie zullen
regelen, gelijk de Bond ze in zijn «questionnaire” voorstelt, slechts een vodje papier te
meer vormen. «Aussi ne nous croyons-nous pas en mesure, nous société scientifique
fran^aise, de discuter en 1’espèce, une législation nouvelle, sur les principes et les fondements
théoriques de laquelle nous ne pouvons, au surplus, qu’être en parfait accord avec votre
illustre compagnie. Dans notre opinion, c’est a d’autres organismes, plus autorisés et dont

la voix peut se faire mieux écouter, telles que la Conférence de la Paix.c’est a la

Société des Nations, ou autres institutions analogues, a résoudre de telles questions et a
prendre telles mesures qu’elles estiment nécessaires .... Ce qu’il faudrait changer surtout,
qu’il nous soit permis de le dire, c’est une mentalité, c’est une conception des prétendus
droits de la force ....’’ Het genootschap wil over dit punt niet uitweiden, want, zoo
verklaart het ruiterlijk, «nous ne saurions le faire avec le même souci que vous montrez
de tenir la balance scrupuleusement égale entre 1’attaque et la défense,” — eene bezorgdheid,
welke het zeer natuurlijk en zeer loffelijk acht bij de slechts aan de toekomst denkende
onzijdigen, maar welke men niet met hetzelfde recht mag eischen van hen, die zoo
zwaar geleden hebben in hun verdedigingsstrijd. Gij zult ons dus wel willen veront-
schuldigen, — aldus besluit de brief — dat wij onszelven nog niet in staat achten de
ons voorgelegde punten te overwegen met die sereniteit, waarvan gij het voorbeeld geeft.

Van Duitschen kant werden wij meermalen verwezen naar het verslag van de in
1915 te Brussel gehouden «Kriegstagung für Denkmalpflege." Zoo door den voorzitter
van den Denkmalpflegetag, Prof. van Oechelhaeuser. De Pruisische Academie van
Wetenschappen, die haar krachtigen steun beloofde voor elk practisch uitvoerbaar plan
ter bereiking van ons doel, verwees verder naar het juist verschenen eerste deel van
prof. Clemen’s werk over «Kunstschutz im Kriege.” Het bestuur van den «Tag für Denk-
malpflege” was zoo vriendelijk dit werk (waarvan onderwijl ook het tweede deel het licht

182
 
Annotationen