Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 5.1925

DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.; Gelder, Jan Jacob de: Verslag van de commissie tot voorbereiding van een repertorium van nederlandsche topografische afbeeldingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25881#0109

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
REPERTORIUM VAN NEDERL. TOPOGRAPHISCHE AFBEELDINGEN

97

VERSLAG VAN DE COMMISSIE TOT VOORBEREIDING VAN
EEN REPERTORIUM VAN NEDERLANDSCHE
TOPOGRAFISCHE AFBEELDINGEN.

I.

Als gevolg van een voorstel, gedaan door Mr. Dr. J. C. Overvoorde op de jaarlijksche
Zomervergadering van den N.O.B. in 1916, werd eene Commissie gevormd, wier taak
het zou zijn, de samenstelling voor te bereiden van een Lijst van Afbeeldingen der nog
bestaande en der verdwenen Nederlandsche Monumenten.

Uitgenoodigd om lid te worden van deze Commissie werden: de heeren dr. J. de
Hullu, dr. C. Hofstede de Groot, dr. J. Kalf, mr. dr. J. C. Overvoorde, jhr. H. Teding van
Berkhout, jhr. B. W. F. van Riemsdijk en de heer J.J. de Gelder. Mr. Overvoorde werd
als voorzitter, de heer De Gelder als secretaris gekozen. De heer De Hullu trok zich reeds
na de eerste vergadering terug en in plaats van dr. Kalf kwam dr. E. J. Haslinghuis.

Dr. Hofstede de Groot wenschte in 1920 geen deel meer uit te maken van de Com-
missie, omdat zijns inziens het werk te langzaam vorderde, terwijl hij bovendien door eigen
bezigheden te zeer in beslag genomen werd.

In de eerste samenkomst, den 5den October 1916, werd de taak der Commissie
bepaald. Zij zou moeten uitmaken:

1. wat zal worden opgenomen;

2. h o e de beschrijving zal worden ingericht;

3. hoe de ordening zal zijn;

4. h o e de geldelijke aangelegenheden moeten geregeld worden.

Op een voorstel van dr. Hofstede de Groot werd terstond besloten, bij wijze van
(iste) proef, een beschrijving te doen maken van de afbeeldingen eener kleinere plaats
en wel van Rijnsburg.

De secretaris deed dit werk.

Toen echter daarmede de moeilijkheden niet genoeg toegelicht schenen te zijn,
wenschte men — ook hierin voorgegaan door den heer Hofstede de Groot — te wachten
met de opstelling van regels, die voor de bewerking van het Repertorium der Topografische
Afbeeldingen zouden gelden, totdat een (2de) grootere proef zou zijn genomen.

Echter kon voor de beschrijving van een zoo uitgebreid materiaal als thans in be-
 
Annotationen