Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: De verzameling Hollandsch beeldhouwwerk in het Nederlandsch museum, te Amsterdam, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0162
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
wer op te teekenen. Tc oordeelen naar de nog bestaande monumenten
uit de 2de helft der i6e eeuw, deed de internationale klassieke richting
zich ook hier te lande gevoelen.

No. 6. Maar nu, aan het einde der i6° eeuw gekomen, staan
wij opeens vóór een monument, waarin het nationale genie zich weer op
de meest ongebonden wijze doet gelden, waarin de natuur weer recht-
streeks, onverschrokken wordt aangekeken. — Wij staan vóór het
meer dan levensgroote steenen beeld der «fiastruij«, dat in al zijn gruwelijk-
prachtig realisme geheel de nieuwe sculpture-zaal domineert. Het beeld
vertoont een naakte vrouw zich het hoofdhaar uittrekkende. Aan de
vier zijden van het voetstuk zijn, in hoog reliëf, koppen van krankzin-
nigen aangebracht.

Laten wij even de doopceel trachten te lichten van dit beeld.
Het behoort aan de Gemeente Amsterdam en het was eertijds geplaatst
in den tuin, of liever op de binnenplaats van het vroegere Dolhuis,
zooals de prent van Jacob van Meurs (zie Commelin, Beschrijving van
Amsterdam) ons laat zien. Die binnenplaats was besloten door het in
1591 bijgebouwde gedeelte van het gesticht, welke omstandigheid reeds
het vermoeden opwekt, dat met de voltooiing van den bouw ook het
beeld werd opgericht. Maar zoo het al niet uit de laatste jaren der
ióc eeuw dagteekent, dan geven toch de strenge, eenvoudige profielen
van het voetstuk aan, dat men het niet al te ver in de zeventiende
eeuw moet plaatsen en dan blijft de beteekenis van het kunstwerk,
zooals ik begon met te zeggen, onveranderd groot. In afwachting dat
nieuwe archief-nasporingen een datum vaststellen, meenen wij voor-
loopig het tijdperk van ontstaan binnen tien jaren vóór en tien jaren
na 1600 te mogen stellen. Ken tweede vraag ligt voor de hand: — wie
was de maker? —

lk zal mij niet aan toeschrijven wagen, maar het komt mij
voor dat hier slechts één naam genoemd kan worden die van den
grootste onzer nationale beeldhouwers, Hendrik de Keyser. Wij weten,
dat hij in 1590 in Amsterdam gevestigd was en er het poorterschap
verwierf; dit geeft reeds een mogelijkheid aan. Tevens constateer ik,
dat het bovengemelde voetstuk, wat profileering betreft, en het voet-
stuk van het standbeeld van Krasmus te Rotterdam, hetwelk althans dooi-
den meester ontworpen is, identiek zijn. Maar laten ook speculaties
over het vaderschap ons niet verder bezighouden en laten wij het
beeld zelf nader beschouwen.

Wat moet er niet in den artiest omgegaan zijn toen hij de in
onze oogen ongeloofelijke opdracht kreeg, voor het Dolhuis een levens-
groot beeld te scheppen, dat de «Kazernij:< in al haar afschuwelijke,
afschrikwekkende realiteit den verpleegden zou voorstellen.

Naakt moest het zijn, want wel was het den psychiater in dien
tijd bekend, dat het ijselijkste verschijnsel van krankzinnigheid het
 
Annotationen