Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: De verzameling Hollandsch beeldhouwwerk in het Nederlandsch museum, te Amsterdam, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0163

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
152

afscheuren van de kleeren is. — En het zoo ontblootc lichaam moest
niets bevalligs hebben, niets hebben van wat de klassieke oudheid
geleerd had mooi te vinden. Aan die eischen stond voldaan te worden
door den kunstenaar, die opeens wist vrij te worden van alle tradities
en zijn kunst maakte tot een culte van de werkelijkheid. Want met
liefde is hier het naakte vleesch gemodeleerd, is de structuur, misvormd
door ongezond leven en zenuwlijden, bestudeerd en weergegeven.
Geschilderd zou men zeggen is het fijne modelé van den rug, het
dramatische lichteffect van den kop.

Is de geschiedkundige beteekenis van het beeld, als aangevende
een kentering in het artistiek streven, als wederopduiken van het echt
nationaal naturalisme niet te overschatten, niet hoog genoeg kan ook
het talent geroemd worden, dat zulk een werk wist en durfde uit te
voeren.

No. 7. Moet Hendrik de Keyser genoemd worden of niet
genoemd worden als de maker, het wil mij als van zelf afgaan, onmid-
delijk na de Dolhuis-vrouw de marmeren buste te bespreken, welke
onlangs voor het Nederlandsch Museum werd aangekocht, gemerkt
H. D. K. 1608. Hier is geen inleidend woord noodig, wij staan voor
eenzelfde rustig, zich volkomen uitsprekend realisme.

In het vorig nummer van dit Bulletin werd de buste reeds
besproken; ik heb er slechts bij te voegen, dat de heer E. W. Moes,
onder-directeur van 's Rijks Prentenkabinet, mij onlangs wees op de
gelijkenis van de buste met het portret van Vincent Jacobsz Coster,
den wijnpeilder, door Jacob Matham naar Corn. Ketel. De Roever in den
2den bvindel van zijn «Oud Amsterdam,« blz. 8, vertelt ons, dat Vincent
Jacobsz., die een groot kunstminnaar was, zijn buste in marmer door
de Keijser, in het voorhuis had staan van zijn huis in de Niezel, waar
de Witte Calkoen uithing. Er is alle reden aan te nemen dat het deze
buste is welke te Deventer werd aangekocht.

No. 8. Een ander werk waaromtrent nu niet meer getwijfeld
kan worden, of het moet aan Hendrik de Keijser worden toegeschreven,
in een terra cotta-buste, gepolychromeerd, levensgroot portret van een
jongen man, gedateerd 1606.

Het is een van de mooiste beeldhouwwerken van de verzameling,
en ik was reeds lang bezig te zoeken naar den naam van den maker.
Doordat het veel minder gedecideerd en kras van modelé is dan de
vorige buste, iets waartoe de jongere, nog minder sprekende trekken
van den kop veel bijdragen, dacht ïk eerst niet aan een Hollandsch
meester. Zonder bevrediging gevonden te hebben, had ik gedacht
aan de Fransche artiesten uit den tijd van Hendrik IV, en later, toen
ik de bronzen bustes van Adriaan de Vries in het museum van Weenen
zag, meende ik een oogenblik aan dezen meester het werk te kunnen
toeschrijven, ja ik moet bekennen met tegenzin en wel om redenen
 
Annotationen