Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr.6
DOI Artikel:
Muller, Samuel: Borden en kannen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0248
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
239

dit gebruik nog eene date certaine te leveren. De stad Utrecht bezat een
tinnen eetservies, dat gebruikt werd bij de diners der stad en ook in het
stadsjacht bij het voeren der stedelijke schouwen. Dit zoogenaamde »stadstin",
dat bewaard werd door den bewoner van den stadskelder, is verkocht
krachtens besluit der Vroedschap van 4 December 1758, met uitzondering"
van de reusachtige tinnen schenkkannen. Deze laatste bestaan nog: ze
moeten uit het laatst der 16e eeuw dagteekenen, hoewel hun vorm nog
ouder schijnt: immers ik herinner mij, dat geheel dergelijke kannen afge-
beeld zijn op houtsneden van loterijprijzen uit de 2e helft der 16e eeuw.
Indien dus het Utrechtsche stadstin uit dien tijd dagteekent, mogen wij
aannemen, dat de Amsterdamsche »pos-eters" onder de laatsten zullen
behoord hebben, die hun honger gestild hebben van houten plankjes.
Trouwens veel hangt in dit geval af van den stand der hongerigen : immers al
heb ik het nooit gezien, het is mij bekend, dat sommige boeren in den
Gelderschen Achterhoek ook thans nog van houten plankjes eten. Helderder
licht geeft het boven medegedeelde over het tijdstip, waarop het 16e
eeuwsche tin weder uit de mode is geraakt: blijkens het aangehaalde
Vroedschapsbesluit beschouwde men in 1758 tinnen tafelgerij als iets geheel
verouderds, dat men niet meer met fatsoen gebruiken kon : het aardewerk zal
toen dus reeds algemeen in gebruik geweest zijn. De Fundatie van Renswoude
te Utrecht bewaart en gebruikt nog bij hare regentenmaaltijden het prachtige
porseleinen eetservies der Vrijvrouw, die in 1754 overleed. Ik houd heter
voor, dat het steeds in groote hoeveelheden door de O.-I. Compagnie
ingevoerde Chineesche porselein den stoot zal gegeven hebben tot het
namaken der eetserviezen in Hollandsch aardewerk.

De heer Six spreekt ook met een enkel woord van de Jacobakannetjes;
hij schijnt te meenen, dat men vroeger algemeen ook houten bekers gebruikte.
Ik weet niet, of dit juist is. Het Stedelijk museum van Utrecht bezit
een geschilderd en met zilver gemonteerd voorwerp uit de 16e eeuw,
dat door den heer Pit gedetermineerd is als een »bois-tout." Dit wijst
stellig op het bestaan van houten bekers. Maar het feit, dat de heer Six
niet vóór 1604 een Jacobakannetje op eene schilderij aantrof, mag toch
niet er toe doen besluiten, dat dezen eerst destijds in gebruik kwamen.
Het is volkomen zeker, dat zij reeds eeuwen vroeger gebruikt werden, zéér
algemeen en overal gebruikt werden : dit bewijzen de duizenden exemplaren,
die ons overgebleven zijn en overal in den grond gevonden worden1).
Maar ik moet erkennen, dat ik over de bestemming dier voorwerpen niet geheel
zeker ben. Het bekende verhaal van gravin Jacoba, die gewoon zou geweest
zijn, als zij haar kannetje leeggedronken had, dit over haren schouder in de

i) Ik erken, dat het ook mij dikwijls getroffen heeft, dat men deze in de
middeleeuwsche huizen blijkbaar zeer algemeen voorkomende voorwerpen zoo betrekkelijk
hoogst zelden ontmoet op middeleeuwsche schilderijen en miniaturen. Ik heb er wel
eens aan gedacht, of zij wellicht meer thuis behoorden in de keukens dan op de tafels.
 
Annotationen