Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.Ser. 1.1908)

vult eene lang gevoelde leemte in het Museum, waar Rembrandt’s werk nog niet vertegen-
woordigd was.

Uit het batig slot van de Rembrandtviering werden twee schilderijen aangekocht
van Quirinus Brekelenkam en Jan Steen. Brekelenkam was reeds door een drietal stukken
vertegenwoordigd, doch deze behooren alle helaas tot de minst geslaagde proeven van
zijn talent. Het thans verworven stuk, op doek, hoog 57 en breed 54 cM., is een zeer

goed specimen van zijn
kunst, voluit op den boven-
rand van den schouw ge-
merkt Q. van Brekelenkam
1648. Het toont ons een
eenvoudig interieur, in het
midden een groote schouw,
waaronder aan den haak
een pot boven het vuur
hangt, links een laag kastje
met goedgeschuurde kan-
nen en aardewerk en rechts
een wandkastje, waarop
eenige blakers. Fijn tin-
telen de lichtreflexen op
het koper en aardewerk
en een prachtige kleurnoot
levert het knappend vuurtje
onder den ijzeren pot. De
wandvlakte is gebroken
door een prent boven het
kastje links en een land-
schap boven den schouw.
In den rechterhoek zietmen
eene eenvoudige bedstede.

Het midden van het
schilderij wordt ingenomen
door eene oude vrouw in

donker paarsch costuum, waartegen haar roode bovenmouwen en het wit van kraag en mutsje
een harmonieusen vroolijken toon geven. Naast haar staat het pas verlaten spinnewiel en
vóór haar knielt een aardige jongen, aan wiens haardos zij ernstig hare moederlijke zorgen
wijdt. Hij is zoo van school binnen gestoven, hoed en schooltasch liggen naast hem en
geduldig berustend ondergaat hij de proeven van het edel jachtvermaak. Het is een echt
huiselijk tafereeltje, fijn geschilderd en van een zeer mooi en krachtig werkend coloriet.

Rembrandt, Studiekop.

10