Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI issue:
Nr. 2
DOI article:
De Wild, C. F. L.: Rapport, uitgebracht aan de commissie van het Stedelijk Museum te Haarlem
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0056
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
schappen der schilderijen, waar het oorspronkelijk bindmiddel der verven daartoe niet
meer in staat is, te doen kennen en bewaren, en het moet tevens de verflaag beschermen
tegen atmosferische invloeden, stof enz., dus conserveerend werken. Wat méér op een
schilderij wordt aangebracht dan voor beide doeleinden noodig is, kan zoowel hinderlijk
als schadelijk zijn. De samenstelling behoort van dien aard te zijn, dat het vernis betrekkelijk
gemakkelijk oplosbaar blijft en wel in een medium, waarvoor het gedroogde bindmiddel
der verven ongevoelig is, zoodat een verwijdering geen gevaar voor de schilderij zelf
meebrengt. Van verschillende harssoorten, die opgelost in terpentijnolie voor vernissen
worden gebruikt, speelt de mastik sedert eeuwen de voornaamste rol en komt met andere
soorten overvloedig op de onderzochte schilderijen van Hals voor. Een nadeelige eigenschap
van deze en soortgelijke vernissen is, dat zij relatief snel verkleuren, d. i. geel en zelfs
bruin worden. Deze kleurverandering doet de onderliggende verven dan in een geheel
anderen toon verschijnen, en een nagedonkerd vernis oefent volkomen dezelfde werking
uit als een dergelijk gekleurd glacis. Onder medewerking der nagedonkerde olie in de
verf vormt een zoodanig vernis dan de zoogenaamde »patina" der oudere schilderijen,
waarvoor, wat het vernis betreft, velen een geheel misplaatst heilig ontzag koesteren, daar
zij verkeerdelijk meenen, dat deze een integreerend deel der schilderij zelf uitmaakt.

Wanneer nu zoowel door physische als mechanische invloeden de oorspronkelijke
werking van het vernis is opgeheven, d. w. z. wanneer door algeheele vervluchtiging van
zijn oplosmiddel, de ontledende invloed der waterdamp uit de lucht en wisselende span-
ningen der onderlaag (linnen of paneel) een zekere ondoorschijnendheid is ingetreden,
die in den regel met totale verwering en blindheid eindigt, dan is de tijd zeker daar om
dien toestand te wijzigen. Veelal ziet men dan de hars in gesplinterden vorm zonder
eenigen samenhang over de schilderij verspreid. Uitteraard veroorzaken deze harsdeeltjes
dan een oneindige breking, z. g. diffuse reflexie van het daarop vallende licht, waardoor
de zich er onder bevindende verflaag gedeeltelijk en soms geheel onzichtbaar wordt. Het
kan zelfs voorkomen, dat een oude en broze harslaag, die alle elasticiteit heeft verloren,
en niet de minste krimping of uitzetting van doek of paneel volgen kan, bij een plotselinge
temperatuursverlaging en daarmede gepaard gaande kontractie der massa, over de geheele
oppervlakte versplintert en vaneen wordt gereten, waardoor de hars in zeer fijn verdeelden
toestand over de schilderij komt te liggen en door de witte kleur en het poederachtig
uiterlijk den indruk geven kan als ware de schilderij beschimmeld of met ijzel bezet. Bij
een nauwkeurige beschouwing zal men echter kunnen waarnemen, dat deze zoogenaamde
uitslag niets anders is dan uiterst fijn harsstuifsel. Het behoeft ternauwernood gezegd, dat
oude en dus geheel uitgedroogde harslagen, die voor temperatuurwisselingen zeer gevoelig
zijn, deze kontinuïteitsstoringen het snelst zullen vertoonen. Op een oude vernislaag laat
zich dit verschijnsel gemakkelijk kunstmatig te voorschijn roepen. Overigens spreekt het
vanzelf, dat deze kwaal minder hevig zal optreden, naarmate de temperatuurwisseling
minder snel en niet bij herhaling zijn invloed heeft doen gelden.

De hierboven geschetste waarneembare veranderingen spelen zich dus af in de

44
 
Annotationen