Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
De Schilderijen van Frans Hals in het Stedelijk Museum te Haarlem
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0040
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
»In deze omstandigheden aarzelen wij niet, na opnieuw met den Directeur van het
Museum overleg te hebben gepleegd, Uwen Raad voor te stellen in beginsel te besluiten
tot eene algeheele restauratie van de hiervoren genoemde schilderstukken op de wijze als
door den Directeur is aangegeven.”

De kosten der herstelling der zeven Halsen zijn — aldus blijkt verder uit dit
prae-advies — geraamd op 15 a 17000 gulden, verdeeld over verscheiden jaren. Van het
nakomen echter der verplichting om deze groote kunstschatten ook voor het nageslacht
in goeden toestand te bewaren mag een voor het oogenblik hoog schijnende uitgave niet
weerhouden. B. en W. stellen derhalve voor, allereerst het stuk No. 129 door den heer
De Wild te doen herstellen. De kosten bedragen ƒ1800 a ƒ2400. Kan, na afloop der
restauratie, deze de goedkeuring van den gemeenteraad verwerven, dan zal in volgende
jaren geleidelijk met de herstelling der overige stukken worden voortgegaan.

Kort vóór de gemeenteraadsvergadering, waarin bovengenoemd voorstel in behandeling
zou komen, is door het raadslid E. H. Krelage het volgende voorstel ingediend:

a. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, een commissie te benoemen,
bestaande uit twee chemici en twee deskundigen op het gebied der schilderkunst, teneinde
te onderzoeken of de schilderijen van Frans Hals in het Stedelijk Museum te Haarlem,
ter verzekering van hun behoud in goeden staat, noodzakelijkerwijze behandeld moeten en
zonder gevaar kunnen worden overeenkomstig de aanwijzingen van den heer C. F. L. de Wild
in zijn rapport van Juli 1909 aan de commissie van toezicht uitgebracht, en eventueel
andere voorstellen ter restaureering der schilderijen te doen;

b. ten behoeve van bovenbedoeld onderzoek ter beschikking van burgemeester en
wethouders te stellen een bedrag van ƒ2500.

Als toelichting zegt de heer Krelage o.m., dat uit alles blijkt, hoe er ten aanzien
van de restaureering der Halsen ernstig verschil van meening onder de deskundigen
bestaat. Terwijl Dr. Bredius den heer de Wild »een van de beste herstellers van schilderijen”
acht, verklaart Prof. Dr. Six »huiverig” te zijn, de door den heer de Wild aanbevolen
maatregelen te doen toepassen en de heer Koster »geen zekerheid” te hebben, »dat de
schilderijen van Hals bij toepassing der methode de Wild beter zullen worden.”

Waar het oordeel der in dezen bevoegden zoo uiteenloopt, verdient — naar het
oordeel van den heer Krelage — een wetenschappelijkchemisch onderzoek aanbeveling,
ten einde na te gaan of de schilderijen de voorgestelde of een andere restaureering voor
hun behoud noodig hebben, en zoo ja, of ze deze ook inderdaad kunnen verdragen.
Een dergelijk onderzoek ware toe te vertrouwen aan twee chemici (waarvan één physisch
en één organisch chemicus) onder medewerking en voorlichting van deskundigen op
het gebied der schilderkunst (b.v. de directeur van het museum en een restaurateur van
schilderijen). Kleiner kan een eventueele commissie voor dit doel niet zijn, maar grooter
behoeft zij ook niet te wezen, omdat het niet aankomt op meerderheid van stemmen,
maar op de uitkomsten van een proefondervindelijk onderzoek.

28
 
Annotationen