Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Verslagen en vereenigingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0055
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Op de gemeentebegrooting van 1910 werd gevoteerd een post van ƒ 31.500 voor inrichting
der te restaureeren Mariakerk tot Museum, nadat besloten was niet te aanvaarden het
aanbod van het lid der Commissie, den Heer G. M. Kam, om aan de gemeente te
schenken den benoodigden grond tot stichting van een gebouw waar zoowel het gemeentelijk
Museum, als het Museum van den Heer Kam zou worden ondergebracht. De Commissie
betreurt ten zeerste de weigering dier schenking. Ze wees reeds vroeger op de groote
wenschelijkheid de beide Musea in één gebouw te vereenigen.

De Commissie werd door den eigenaar Mr. P. S. Scheers in staat gesteld een
perceel land, gelegen langs de Marialaan in het Heessche veld, te doen opgraven. Een
groote verzameling (ongeveer 100 stuks) aardewerk uit den lateren keizertijd en ver-
scheidene andere voorwerpen werden aan het licht gebracht.

Van de aanwinsten, in een uitvoerige lijst achter het verslag opgesomd, worden
afzonderlijk vermeld een glazen bokaal (roemer), uit het begin der zeventiende eeuw, met
gezicht op Nijmegen, een gildekan van het verversgild, twee schilderijen van den Nij-
meegschen schilder P. F. Peters (gezicht op de »Halve Maan” in den winter van 1840
en gezicht op den Holdeurnt onder Bergendal) twee gouden dukaten en twee zilveren
daalders van Nijmegen. -

Verslag over het dienstjaar 1909 van de Provinciale Commissie van Toezicht op de
bewaring en instandhouding van voorwerpen van waarde uit het oogpunt van geschiedenis
en kunst te Utrecht. — Aan dit verslag zij het een en ander ontleend, daar het o. i.
ook voor ruimeren kring van belang is.

Na een mededeeling over een begonnen onderzoek naar den toestand eener kapel
in het domkoor naast de sakristiedeur, dat gestaakt werd, daar men geen resultaten kon
verwachten vóór tot een volledige restauratie van de sakristie werd overgegaan, vermeldt
de commissie de moeilijkheden haar van de zijde van het kerkbestuur gemaakt.

«Allereerst wenschten wij eene gasleiding te verwijderen, die door en op het fraai
gebeeldhouwde fries van 1662 was aangebracht; daarna wenschten wij door herstel der
oude kleurversiering het gebeeldhouwde hek, dat thans geheel wit geverfd is, beter tot
zijn recht te doen komen. Het verzoek om machtiging tot het verrichten dezer noodige
werkzaamheden werd door ons bij schrijven van 21 Mei tot het college van Kerkvoogden
gericht. Den 21 Juni is ons evenwel geantwoord, dat Kerkvoogden zelve de gordijnen
voor de muurschildering verplaatsen x) en de gaspijp verwijderen zouden, terwijl zij verdere
herstellingen aan het gebeeldhouwde hek onnoodig oordeelden. Dit antwoord stelde ons
eenigszins teleur. Niet om den inhoud van het besluit zelf. Het kon ons niet dan ver-
heugen, dat het college twee der door ons gesignaleerde misstanden zelf, zij het ook zonder
onze bemoeiing, wilde wegnemen. Ook het feit, dat de derde door ons aangewezen mis-
stand, waarvan het herstel kostbaarder zou zijn, niet door het college bleek gewenscht
te worden, had op zich zelf niets, dat ons mocht ontstemmen. Altijd toch hadden wij

1) Waarop in het verzoek eveneens was gewezen.

43
 
Annotationen