Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Kalf, Jan: Verslad der commissie van advies betreffende de herstelling van het kasteel "Doorwerth"
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0103
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
den zolder in den oostvleugel hooger te leggen. Daarvoor is toen een nieuwe trap, van
bergsteen, in den traptoren gemaakt, niet in directe gemeenschap met de woonvertrekken,
gelijk voorheen het geval was (blijkens de nog aanwezige toegansmoeten in de zalen der
eerste en tweede étage), maar correspondeerend met de langs den oost- en den zuidvleugel
toen reeds bestaande gangen, zoodat men nu met deze trap de vertrekken der drie vleugels
kon bereiken, zonder door de zalen van den middenvleugel te moeten gaan.

Wij houden het ervoor, dat een en ander is uitgevoerd tijdens Baron van Brakell
eigenaar was van het kasteel (1837—1853).

Door hem schijnt ook het bovendeel van den gangmuur tegen den zuidelijken
vleugel vernieuwd, het kleine traptorentje, Ta, tegen de poort aangebouwd, en de vestibule
met voorportaaltje tegen het oudere portaal aangeplakt te zijn. Wij schrijven dit werk op
zijnen naam, omdat bekend is, dat hij het kasteel, dat, toen hij het in 1837 kocht, geruimen
tijd had leeg gestaan, »met de meeste zorg (!) uit- en inwendig geheel herbouwd en gerestaureerd”
heeft 4) en omdat de daaraan gebruikte baksteen groote overeenkomst heeft met de baksteen
van een gedeelte, dat onbetwijfelbaar zijn werk is : de groote zuidwesttoren. Afbeeldingen
uit 1827 1 2) en van omstreeks 1840 (afb. 7)3 4) doen zien, dat deze toren toen tot weinige
meters boven den grond was afgebroken. Van Brakell heeft aanvankelijk dien onderbouw
een weinig verhoogd en van de kanteeling voorzien, op atb. 7 weergegeven, maar hem later
weder geheel opgetrokken. Van dit nieuwe deel nu is de baksteen groot: 22.5 X 10.5 X 5 c.M.
(10 lagen 0.59 M.) en bij het nieuwe gedeelte van den gangmuur : 22.5 X 11 X 5.5 (10 lagen :
0.63 M.) ; bij den muur der vestibule eveneens ; bij het voorportaaltje : 22.5 X 10.7 X 5.2 c.M.
(10 lagen: 0.60); en bij het traptorentje tegen de poort (enkel koppen): 10.5 X 5.2 c.M.
(10 lagen: 0.605 M.). Hoewel de steen van den gangmuur geslepen is, en de overige niet,
en ook de formaten wel eenigszins verschillen, vinden wij toch geen reden daarom ver-
schillende bouwperioden aan te nemen, daar het karakter (voor zoover daarvan sprake
kan zijn) van al deze onderdeden geheel hetzelfde is 4).

Van Brakell is het dan ook geweest, die het benedendeel van den ouden portaalmuur
ten deele afbrak, in den kelder om verbinding te krijgen met den kelder onder de vestibule, en

1) H. M. Werner, »Geldersche kasteelen”, II, blz. 66.

2) Teekening van Eyck van Zuylichem in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht.

3) Lithografie, plaat 48 van Buffa’s uitgave: Kasteelen en buitenplaatsen in het Koningrijk der
Nederlanden.

4) Wij hebben een oogenblik gedacht, op grond van sommige aan Lodewijk XVI-vormen her-

innerende détails, dat vestibule, hoofdtrap en gangmuur van omstreeks 1780 konden zijn, vooral toen wij
in het archief-Doorwerth (in het Rijksarchief te Arnhem) eene quitantie vonden van den architect
J. G. Michaël, woonachtig op het door hemzelf verbouwde huis pBeekestein” te Velzen (zie zijne
teekeningen daarvan in ’s-Rijks Prentenkabinet te Amsterdam), voor in 1783 aan het kasteel verrichte,

niet nader aangeduide werkzaamheden. Hij was betaald voor reiskosten en 79 dagen verblijf op het

kasteel gedurende de maanden Maart—November, met 578 gl. 5 st. In 1784 declareerde hij 976 gl. 15 st.
wegens verblijf en werkzaamheden voor een kaart der heerlijkheid. Dat de belangrijke verbouwingen
aan het kasteel in deze jaren zouden zijn geschied is echter geheel in strijd met de nadrukkelijke
berichten over Van Brakell’s werk.

92
 
Annotationen