Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Hoefer, Frederic Adolph: Mededeelingen over de monumenten van Deventer
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0131
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De Vullerspoort. — Ook het poortje achter St. Geertruidengasthuis. De eerste naam
had het naar de leerlooijers, die gelijke vergunning hadden als de verwers ten aanzien
van de Verwerspoort.

De Muschelpoort. — Zij werd, volgens Dumbar eerst in 1497 gebouwd en genoemd
naar de er vóór gehouden mosselmarkt.

De Pijperspoort. — Zij lag tusschen de Duim- en Vischpoort, rechts van de tegen-
woordige schipbrug. Volgens Dumbar genoemd naar de daar tegenover gelegen ligplaats
van de stadspijpers, een soort van schepen. Zij heette ook de Schuitepoort.

De Noordertbergpoort. — Genoemd naar den vóór haar gelegen Noordenberg. Zij
komt in 1339 het eerst in de rekeningen voor. De Binnen-Noordenbergpoort komt op
de kaart van 1578 nog voor. De Buiten-Noordenbergpoort werd in 1606 gebouwd.

De Veerpoort. — Tegenover het oude veer over den IJssel. Zij werd vermoedelijk
gelijktijdig met de Schoenmakerspoort opgeruimd.

De Doelpoort. — Zij komt in 1466 voor, liggende in de Walstraat, op den hoek
der Noordenbergstraat en komt een eeuw later nog onder dien naam voor. Vermoedelijk
was zij dezelfde als het in 1354 voorkomende Scuttenpoortje.

De Kraanpoort. — Tegenover de Groote Kraan op de Welle.

Winkelpoort. — Zij was van hout gemaakt en wordt slechts eenmaal vermeld.

Van de oude stadsommuring is thans nog over: Een gedeelte van een toren bij de
Zandpoort. Een overblijfsel van een toren bij de haven. Een stuk van den ouden vesting-
muur bij de Welle, vooral belangrijk is het stuk dicht bij de brug. ffier vindt men ook nog
een stuk van een toren, thans tot een zitplaats ingericht. Achter de muren een ouden toren.

Aan de Bokkingshang is nog een steen met het stedelijk wapen en schildhouders
tegen een gebouwtje, vroeger tot de versterkingen behoorende T).

In de Smedenstraat tusschen de huizen N°. 141 en 131 een stuk ouden muur. In
de achter gelegen tuintjes is nog duidelijk de voormalige gracht zichtbaar.

De oudste uitleggingen der stad 1 2). — Deze hebben ringsgewijze plaats gehad. De oudste
grenzen liepen vermoedelijk van het St. Lebuinus-kerkhof langs de Poot tot aan de Kleine
Overstraat, dan met een bocht naar de Pontsteeg, dan rechtuit langs de Begijnestraat tot
aan de linker zijstraat, waar de lijn omboog langs de latere Leusensteeg naar het Noorden
tot de vereeniging van de tegenwoordige Nieuwstraat, van daar met een boog langs de
Papenstraat naar de Graven, hier langs, om het St. Lebuinus-kerkhot heen naar de Poot.
Bij de eerste uitbreiding werd de St. Lebuinuskerk en het noordelijkst daarvan gelegen
gedeelte er bijgetrokken.

Bij verdere uitzetting verrees de muur van de latere Noordenbergstraat, om een
breede strook heen evenwijdig met den vroegeren muur tot aan den Brink 3), langs dezen,

1) Zie ook onder straten «Bokkingshang”.

2) Zie hiervoor Dr. F. Buitenrust Hettema en Mr. A. Telting, «Een bezoek aan een Nederlandsche
stad in de XlVe eeuw”, 1906, blz. 89 vlg.

3) Volgens Dumbar I, blz. 8. moet dit in de 12e eeuw plaats gehad hebben.

120
 
Annotationen