Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: 'S Rijks aanwinsten uit de verzameling Steengracht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0021

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
’S RIJKS AANWINSTEN UIT DE VERZAMELING STEENGRACHT.

Gaarne voldoe ik aan het verzoek van de Redactie, om een paar woorden te
schrijven over hetgeen uit de thans verkochte verzameling Steengracht in de Nederlandsche
musea gekomen is en zal komen. Immers één schilderij, de Aert de Gelder, is reeds,
dank zij de royaliteit van een ongenoemde, aan het Rijksmuseum te Amsterdam geschonken.
Van de overige schilderijen is tot heden nog niet bekend, of zij in het Rijksmuseum of
het Mauritshuis, dan wel of zij gedeeltelijk in een dier beide Rijksmusea belanden zullen.
Alleen is zeker, dat de door Mevr. Rosé aangekochte Backer op den duur een plaats
zal vinden in het Mauritshuis.

In zekeren zin is dus de »Steengracht-campagne” nog niet geheel ten einde gevoerd.
Maar de hoofdzaak is geschied: de buit is binnen.

Al moge den lezer in hoofdzaak de loop van zaken bekend zijn, toch kan het,
ook voor latere gevallen, zijn nut hebben, in het kort de geschiedenis van dit «behoud
van kunstschatten in Nederland” te verhalen.

Kort na het overlijden van Jhr. H. A. Steengracht van Duivenvoorde, in 1912,
werd bekend, dat de beroemde schilderijenverzameling, in het perceel Lange Vijverberg 3
te ’s-Gravenhage gevestigd en daar sinds jaren voor het publiek toegankelijk en algemeen
bewonderd, zou worden verkocht. Naar verluidde, gebood een testamentaire bepaling
den verkoop. Weldra deden allerhand geruchten omtrent onderhandschen verkoop de
ronde, totdat tenslotte bleek besloten te zijn tot publieke veiling. Deze had den 9en Juni 1913
plaats te Parijs, in de groote roode zaal van de Galerie Georges Petit, onder leiding van
twee commissaires-priseurs en van de experts Jules Féral en Frederik Muller <N C°.

Intusschen hadden zij, die met leedwezen het uiteengaan der verzameling hadden
zien aankomen, niet stil gezeten. Nadat in de couranten reeds dadelijk na den dood van
Jhr. Steengracht op het bijeenbrengen van geld was aangedrongen, o. a. door Kolonel
Wagner, hadden Dr. C. Hofstede de Groot en schrijver dezes overleg gepleegd, waarvan
het gevolg was, dat laatstgenoemde, in zijn kwaliteit van Directeur van het Mauritshuis,
aan de Vereeniging Rembrandt de vraag stelde, of het Bestuur dier Vereeniging geen
termen kon vinden om te trachten, de voornaamste schilderijen der verzameling voor
ons land te behouden. Het denkbeeld werd van alle zijden ondersteund. Het bestuur
stelde de fondsen der Vereeniging beschikbaar en begon aanstonds, aanvankelijk in stilte,
weldra meer openlijk en op grooter schaal, geld bijeen te brengen. Hare Majesteiten en
Z. K. H. Prins Hendrik gaven het voorbeeld en tal van particulieren volgden. Op ’t laatst
was er zelfs een Haagsche commissie met den burgemeester als eerevoorzitter, die vooral
door de activiteit van Dr. Hofstede de Groot nog veel bijeen bracht.

Inmiddels bleek ook, dat de regeering zeer veel gevoelde voor de plannen en
zoo konden, dank zij o. a. de wijze, waarop de pas opgetreden voorzitter der Vereeniging
Rembrandt, de Heer M. P. Voüte, den gang van zaken wist te leiden, weldra de plannen
vaster vorm aannemen. Aan koopen »en bloc” viel niet te denken en dat was ook niet

8
 
Annotationen