Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Rooseboom, Matthijs P.: Plaatselijke Musea, [3]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0043

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Na eenige pogingen, o.a. van de Heeren Veth en Teding van Berkhout, om op staanden
voet eene eindredactie te vinden, wordt, op voorstel van Dr. Hofstede de Groot, besloten
deze aan de Commissie over te laten, nadat de vergadering tot de overeenstemming was
gekomen over de bedoeling der stelling.

Stelling 30 (29) handelt over het depot.

Een amendement van Dr. van Gelder, om te lezen een wetenschappelijk gerangschikt
depot, wordt nader door hem toegelicht. Op voorstel van den Heer van der Pluym wordt
dit veranderd in een «behoorlijk gerangschikt depot”, hetgeen door de vergadering aan-
genomen wordt. Ook een amendement van Mr. Overvoorde wordt aangenomen om vóór
topographische en historische atlassen in te voegen de woorden »de in het museum aan-
wezige” ten einde door deze stelling niet schijnbaar de plaatsing dier atlassen in de musea
aan te bevelen boven de plaatsing in de archieven. Door enkele leden werden, zoowel
bij deze, als bij andere stellingen kleine amendementen voorgesteld, die door den Voorzitter,
voor zooverre het slechts invallende gedachten waren die geen verdere ondersteuning vonden,
snel afgehandeld werden, om zoodoende meer de aandacht gevestigd te houden op de
hoofdgedachte der stellingen. Naar aanleiding van de bij deze stelling behoorende noot,
wijst de Heer Gratama op het gevaar van al te veel af te wijzen. Uit de Commissie
wordt medegedeeld dat deze speciale noot alleen eene toelichting is voor deze vergadering
en niet bij de eindredactie wordt opgenomen.

Stelling 31 (30) handelende over de noodzakelijkheid van het opstellen en bijhouden
van een inventaris, een wetenschappelijken catalogus en een geïllustreerden gids, wordt
zonder verandering goedgekeurd; alleen heeft Jhr. Teding van Berkhout bezwaar tegen de
speciale vermelding van zorg voor de munten, daar deze zorg voor andere kleine voor-
werpen evenzeer geldt. Zijn voorstel tot schrapping dezer zinsnede wordt echter ingetrokken,
nadat er door Dr. Veth op is gewezen, dat het Commissie-lid Mr. Boeles, door de ervaring
geleerd, bijzonder van het nut dezer zinsnede overtuigd was, zoodat de Commissie op
behoud daarvan gesteld is.

Bij stelling 32 (31) komt ter sprake wat de plaatselijke musea, naast het najagen
van hun directe doel, doen kunnen om oudheidkundige belangen te dienen, — »voor
zoover daarin ter plaatse niet op andere wijze wordt voorzien.” Op voorstel van den
Heer Gratama wordt besloten »ter plaatse” te doen vervallen, aangezien sommige der
opgenoemde bemoeiingen ook wel van buiten af kunnen geschieden. Deze worden nu
achtereenvolgens besproken. Allereerst het publiceeren der nieuwe aanwinsten in (voorstel
Veth) de bladen, het houden van tentoonstellingen (naast de keuze-tentoonstelling uit
den atlas), het doen houden van voordrachten, en het uitgeven van plaatselijke gidsen
van oudheidkundigen aard, alle welke maatregelen beoogen meerdere belangstelling te
wekken. Naar aanleiding van de voordrachten, wordt door Jonkvr. Engelen gevraagd of
het de bedoeling der Commissie is dat deze alleen mogen loopen over voorwerpen in
het betreffende museum aanwezig? De Voorzitter, Mr. Overvoorde, antwoordt dat deze
niet tot die van zuiver plaatselijken aard beperkt behoeven te blijven, doch wel eenigszins

30
 
Annotationen