Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI issue:
Inhoudsopgave
DOI article:
Hofstede de Groot, Cornelius Philipp: De nieuwe catalogus van het Mauritshuis: Kritiek, zelfkritiek en aanvullingen$nElektronische Ressource
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0090

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
DE NIEUWE CATALOGUS VAN HET MAURITSHUIS.

KRITIEK, ZELFKRITIEK EN AANVULLINGEN.

Meer dan iemand anders hebben de samenstellers van den catalogus van 1895
het recht, den tweeden druk van hun werk met belangstelling in handen te nemen en
kritisch te toetsen. Als een hunner zij het mij vergund den ontvangen indruk hier weer
te geven en daaraan de uitkomsten van eigen onderzoek in de achttien jaren, die tusschen
beide drukken liggen, vast te knoopen.

Het uiterlijk aanzien van het boek is weinig veranderd. De druk is meer samen-
gedrongen, zoodat het gelukt is 537 schilderijen te beschrijven op 454 bladzijden, terwijl
de vorige uitgave er slechts 481 beschreef op 499 bladzijden. Toch heeft de leesbaarheid
er niet door geleden en is, voor zoover ik zie, de tekst nergens ingekrompen. Het is
alleen jammer, dat de verbetering der proeven niet iets zorgvuldiger is geschied. Tal van
onnauwkeurigheden hadden dan licht vermeden kunnen worden J).

Na het verschijnen van den catalogus van 1895 is op mijn voorstel besloten ieder
jaar in het jaarverslag een aanvulling te geven, bestaande in de eerste plaats uit beschrijvingen
van de nieuwe aanwinsten op dezelfde wijze als in den catalogus was geschied en in de
tweede plaats uit het openbaarmaken der uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek
over de kunstwerken van het museum. Door deze jaarlijksche aanhangsels zou de catalogus
steeds op de hoogte van den tijd blijven en bij een nieuwen druk zou men slechts deze
aanhangsels behoeven te verwerken, om met de nieuwe uitgave gereed te zijn. Dit
programma is slechts éénmaal uitgevoerd: in het jaarverslag van 1895. Na mijn vertrek

1) Zoo wordt blz. XXXII gezegd, dat het depot zich »au premier” bevindt, bedoeld wordt
natuurlijk »au grenier". Van den heer L. Nardus wordt de eene maal gezegd, dat hij te Vincennes en
verder herhaaldelijk, dat hij te Arnouville woont, terwijl sinds jaren zijn woonplaats te Suresnes is.
Lord Huntingfield woont niet te Birmingham, maar te Heveningham Hall. Cossiers wordt tweemaal
op blz. 57 en ook in ’t register Cassiers genoemd, Quebec in de Vereenigde Staten geplaatst. Dat de
Fabritius van Delaroff sinds jaren aan schrijver dezes behoort, is den directeur ook niet onbekend en
dat de Olycan en zijne vrouw, die voor twintig jaren bij Vernon Watney waren, daar nog zijn, staat
in ieder nieuw boek over Hals; wat over de toeschrijving van den R. v. d. Weyden aan Memling
door A. J. Wauters gezegd wordt, is juist het tegenovergestelde van de feiten. De bedoeling van
den zin: cela n’est pas certain” in de levensschets van Sweerts, is voor den lezer een raadsel, evenals
wat met de »ancienne attribution" van den Holbein No. 275, die Martin aanhoudt, bedoeld is. Toch
niet die aan Leonardo da Vinei? Ik kan verder niet aannemen, dat het «Memento mori" No. 694 door
den schrijver omstreeks 1650 zou gedagteekend worden, evenmin als de volgende portretjes No. 702 en 703.
Afgaande op het naamplaatje onder het schilderij is bij No. 694 «Vlaamsche school XVIe eeuw”; te
oordeelen naar het register is bij het eerste de titel «Vlaamsche school omstreeks 1600” en bij de
beide laatsten «Vlaamsche school omstreeks 1680” weggevallen. In het levensschetsje van Slabbaert
somt de laatste zin klakkeloos de schilderijen te Amsterdam en Aken, die al in den voorlaatsten zin
genoemd waren, opnieuw op. De niet deskundige moet denken, dat er op beide plaatsen behalve de
genrestukken nog andere zijn, ’tgeen niet het geval is. Daarentegen is er nog een schilderij van den
schilder te Cambridge en zijn er twee portretjes bij graaf Lanckoronski te Weenen der vermelding
waardig. Twee bijzonderheden, die op blz. 115 en 289 als mondelinge mededeelingen worden vermeld,
zijn reeds lang gedrukt. De eerste op blz. 532 van den catalogus van 1895, de tweede in het Algem.
Ned. Fam. Blad van 10 Juli 1883 No. 41 blz. 2 kolom 2.

6

77
 
Annotationen