DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:Haslinghuis, Edward Johannes: Oud-Breda
DOI Seite / Zitierlink:https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0125
twee vensters hebben), vertoont op enkele plaatsen nog sporen van den toestand vóór
zijn voltooiing. Zoo herinneren b.v. nog een enkele dagkant en de overblijfselen van
een paar bekapte contreforten eraan, dat de scheidsmuur tusschen presbyterium en omgang
niet een later toevoegsel is, maar integendeel den oorspronkelijken buitenmuur der absis
vertegenwoordigt.
Van het (zestiendeelige) stergewelf in de
O. L. V.-kapel en van dat in een der kapellen ten
Z. van het choor gewaagden wij reeds.
De talrijke bezienswaardigheden der Groote
Kerk kunnen hier niet alle opgesomd worden. Wij
beperken ons dus tot de belangrijkste.
Terwijl van de gewelfschilderingen niets meer
over is dan de naam van »Yaiant den schilder”
met het jaartal 1537, zijn er in de laatste jaren ver-
schillende muurschilderingen blootgelegd. Zoo tegen
den westwand van den zuidbeuk, dicht bij den
ingang dus — de gewone plaats voor deze voor-
stelling — een 8 M. hooge voorstelling van den
reus Christophorus, het Christuskind door den
vloed dragend. Eenige fantastische wezens herin-
neren aan den trant van Jeroen Bosch. Een andere
schildering (uit de tweede helft der 15de eeuw),
de Boodschap van den engel voorstellend, vindt
men tegen den noordwand van den dwarsarm. Tegen
een zuil aan den zuidkant van het presbyterium
aanschouwt men op eene tapijtschildering den
apostel S. Jacobus Minor, gehuld in een rooden
mantel over een blauw onderkleed. Deze schildering
draagt, evenals die welke zich aan de andere zijde
der zuil bevindt, het karakter van het midden der
15de eeuw.
Zeer merkwaardig is de in de vijfhoekige doop-
kapel opgestelde geelkoperen doopvont, in 1540
Epitaaf van Van Assendelft in de , . . , , _ ,
Groote Kerk gegoten door den Antwerpenaar Joos de Backer.
Zij vertoont den vorm van een ciborie. De vier-
lobbige voet waarop oorspronkelijk beelden gestaan hebben, draagt een met ringen en
twee knoopen geleden stam, waarop de kuip geplaatst is, wier ronding met in ringen
bijtende ramskoppen is versierd. Op het deksel staat een overhuiving, gedragen door
een candelaberzuiltje in het midden, en door vier met Renaissance-motieven versierde pijlers,
welke boven de overhuiving in candelabers overgaan, die een zwaren baluster omringen.
112
zijn voltooiing. Zoo herinneren b.v. nog een enkele dagkant en de overblijfselen van
een paar bekapte contreforten eraan, dat de scheidsmuur tusschen presbyterium en omgang
niet een later toevoegsel is, maar integendeel den oorspronkelijken buitenmuur der absis
vertegenwoordigt.
Van het (zestiendeelige) stergewelf in de
O. L. V.-kapel en van dat in een der kapellen ten
Z. van het choor gewaagden wij reeds.
De talrijke bezienswaardigheden der Groote
Kerk kunnen hier niet alle opgesomd worden. Wij
beperken ons dus tot de belangrijkste.
Terwijl van de gewelfschilderingen niets meer
over is dan de naam van »Yaiant den schilder”
met het jaartal 1537, zijn er in de laatste jaren ver-
schillende muurschilderingen blootgelegd. Zoo tegen
den westwand van den zuidbeuk, dicht bij den
ingang dus — de gewone plaats voor deze voor-
stelling — een 8 M. hooge voorstelling van den
reus Christophorus, het Christuskind door den
vloed dragend. Eenige fantastische wezens herin-
neren aan den trant van Jeroen Bosch. Een andere
schildering (uit de tweede helft der 15de eeuw),
de Boodschap van den engel voorstellend, vindt
men tegen den noordwand van den dwarsarm. Tegen
een zuil aan den zuidkant van het presbyterium
aanschouwt men op eene tapijtschildering den
apostel S. Jacobus Minor, gehuld in een rooden
mantel over een blauw onderkleed. Deze schildering
draagt, evenals die welke zich aan de andere zijde
der zuil bevindt, het karakter van het midden der
15de eeuw.
Zeer merkwaardig is de in de vijfhoekige doop-
kapel opgestelde geelkoperen doopvont, in 1540
Epitaaf van Van Assendelft in de , . . , , _ ,
Groote Kerk gegoten door den Antwerpenaar Joos de Backer.
Zij vertoont den vorm van een ciborie. De vier-
lobbige voet waarop oorspronkelijk beelden gestaan hebben, draagt een met ringen en
twee knoopen geleden stam, waarop de kuip geplaatst is, wier ronding met in ringen
bijtende ramskoppen is versierd. Op het deksel staat een overhuiving, gedragen door
een candelaberzuiltje in het midden, en door vier met Renaissance-motieven versierde pijlers,
welke boven de overhuiving in candelabers overgaan, die een zwaren baluster omringen.
112