Om te beginnen de choorbanken, van welke men de twee groote, afgaande op de
kleederdracht der gesneden figuren1), tot het midden der 15de eeuw, en de twee kleine,
om haar laat-Gothische vormen, tot het eind dier eeuw rekent. De wangstukken der
groote banken hebben in de onderhelft een met een hoogrelief gevulde, gebeeldhouwde
nis, terwijl de bovenhelft met twee krullen is versierd, waarboven een gebeeldhouwd
groepje. Het oostelijk zijstuk en het wangstuk der noordelijke
bank vertoonen tafereelen uit de legende der H. Barbara. De
overeenkomstige deelen der zuidelijke bank zijn gewijd aan de
H. Maagd. De zijstukken aan weerszijden van den doorgang
zijn versierd met de beelden der Evangelisten, en de westelijke
zijstukken met den toren van Barbara en een profetenfiguur.
Aan alle vier de choorbanken vindt men onder de
opkleppende zetels misericordes. Bij de kleine banken zijn die
met ornementaal beeldwerk versierd. Bij de groote echter met
symbolische koppen, monsters en met aardige voorstellingen
uit het dagelijksch leven, waaronder toespelingen op bekende
spreekwoorden. Minder oirbare tooneeltjes, die zich elders
gaarne onder de zitbanken afspelen, ontwaart men op deze
misericordes niet.
In de O. L. V.-kapel is ook de z.g. Prinsebank (die
vroeger tegenover den preekstoel stond), voorzien van gesneden
festoenen, engelenkopjes en een fries met loofwerk en cartouche,
waarin het jaartal 1663. Op de overhuiving staat een harp-
spelende David, wellicht afkomstig van een orgelkast.
Het meest bekend is de kerk van Breda echter wel om
haar graftomben en epitafen, een twaalftal bij elkaar, waaronder
de tombe van Engelbrecht II van Nassau en zijn vrouw
Cimburga van Baden en het epitaaf van Assendelft een
wereldberoemdheid genieten.
Een aandachtige beschouwing van deze beeldhouw-
werken zou inzicht geven in een boeiend stuk stijlgeschiedenis.
Welk een afstand ligt er tusschen de opvatting der nog
14de-eeuwsche liggende beelden op de tombe van Jan I van
Polanen of die (± 1400) van Jan II (beide in de noordhelft van den chooromgang)
eenerzijds, en de wijze waarop, anderzijds, de »gisants” op de tombe (+ 1530) van
Engelbrecht II zijn weergegeven!
Ginds zijn zij gestoken in hun dagelijksche kleedij en harnassen, terwijl de voeten
1) Let b.v. op het kapsel met horenachtige uitsteeksels, bij den vrouwenkop op een der misericordes.
114
kleederdracht der gesneden figuren1), tot het midden der 15de eeuw, en de twee kleine,
om haar laat-Gothische vormen, tot het eind dier eeuw rekent. De wangstukken der
groote banken hebben in de onderhelft een met een hoogrelief gevulde, gebeeldhouwde
nis, terwijl de bovenhelft met twee krullen is versierd, waarboven een gebeeldhouwd
groepje. Het oostelijk zijstuk en het wangstuk der noordelijke
bank vertoonen tafereelen uit de legende der H. Barbara. De
overeenkomstige deelen der zuidelijke bank zijn gewijd aan de
H. Maagd. De zijstukken aan weerszijden van den doorgang
zijn versierd met de beelden der Evangelisten, en de westelijke
zijstukken met den toren van Barbara en een profetenfiguur.
Aan alle vier de choorbanken vindt men onder de
opkleppende zetels misericordes. Bij de kleine banken zijn die
met ornementaal beeldwerk versierd. Bij de groote echter met
symbolische koppen, monsters en met aardige voorstellingen
uit het dagelijksch leven, waaronder toespelingen op bekende
spreekwoorden. Minder oirbare tooneeltjes, die zich elders
gaarne onder de zitbanken afspelen, ontwaart men op deze
misericordes niet.
In de O. L. V.-kapel is ook de z.g. Prinsebank (die
vroeger tegenover den preekstoel stond), voorzien van gesneden
festoenen, engelenkopjes en een fries met loofwerk en cartouche,
waarin het jaartal 1663. Op de overhuiving staat een harp-
spelende David, wellicht afkomstig van een orgelkast.
Het meest bekend is de kerk van Breda echter wel om
haar graftomben en epitafen, een twaalftal bij elkaar, waaronder
de tombe van Engelbrecht II van Nassau en zijn vrouw
Cimburga van Baden en het epitaaf van Assendelft een
wereldberoemdheid genieten.
Een aandachtige beschouwing van deze beeldhouw-
werken zou inzicht geven in een boeiend stuk stijlgeschiedenis.
Welk een afstand ligt er tusschen de opvatting der nog
14de-eeuwsche liggende beelden op de tombe van Jan I van
Polanen of die (± 1400) van Jan II (beide in de noordhelft van den chooromgang)
eenerzijds, en de wijze waarop, anderzijds, de »gisants” op de tombe (+ 1530) van
Engelbrecht II zijn weergegeven!
Ginds zijn zij gestoken in hun dagelijksche kleedij en harnassen, terwijl de voeten
1) Let b.v. op het kapsel met horenachtige uitsteeksels, bij den vrouwenkop op een der misericordes.
114