schildjes aangebracht zijn. Zij dragen en droegen (want twee ontbreken) de namen van
Caesar, Regulus, Hannibal, en Philips van Macedonië als verpersoonlijkende : dapperheid,
grootmoedigheid, volharding en voorzichtigheid. Drie dezer figuren zijn voorgesteld in
lederen wapenkolders, rijkelijk versierd met Renaissance-ornament, de vierde draagt slechts
een om lendenen en linkerarm geslagen doek. Op hun schouders rust een zwartmarmeren
zerk, waarop in albast uitge-
voerde stukken eener wapen-
rusting liggen. Dit lijkt wel een
te lichte last voor een zoo
forschen steun. Men vermoedt
daarom, dat het monument niet
voltooid is, en dat de marmeren
plaat bestemd was om de beelden
der overledenen, als levenden
voorgesteld, b.v. in knielende
houding, te dragen, gelijk dat
omtrent dien tijd in zwang kwam.
De sprongen aan de hoeken
van den sokkel geven ook den
indruk, dat de kunstenaar hier
zuilen met een het geheel over-
huivende baldakijn heeft willen
plaatsen.
3. Toen Hendrik III in 1535
de Begijnen deed verhuizen, gaf
hij hun de nieuwe St.Wendelins-
kapel (zie blz. 96) tot kerk.
Na de Hervorming, in 1590,
werd zij aan de Waalsche ge-
meente afgestaan, die haar, op
een korte onderbreking na, tot
heden toe gebezigd heeft. Het
gebouwtje ligt met de zuidzijde Regentenkamer van het Protestantsch Weeshuis,
aan de Catharinastraat, waar ook
sinds de 17de eeuw ‘de toegang is en waar er lage vertrekjes tegenaan gezet zijn. Het
bestaat uit een schip met een traptoren tegen den noordwesthoek; en een choor, gesloten
door drie zijden van den achthoek. In de spitsboogvensters bevindt zich een eenvoudige,
laat-Gothische traceering. Een open dakruiter verlevendigt het zadeldak over het schip.
De fraaie leliekruisen op dit torentje en op den westelijken geveltop dateeren uit
omstreeks 1500.
117
Caesar, Regulus, Hannibal, en Philips van Macedonië als verpersoonlijkende : dapperheid,
grootmoedigheid, volharding en voorzichtigheid. Drie dezer figuren zijn voorgesteld in
lederen wapenkolders, rijkelijk versierd met Renaissance-ornament, de vierde draagt slechts
een om lendenen en linkerarm geslagen doek. Op hun schouders rust een zwartmarmeren
zerk, waarop in albast uitge-
voerde stukken eener wapen-
rusting liggen. Dit lijkt wel een
te lichte last voor een zoo
forschen steun. Men vermoedt
daarom, dat het monument niet
voltooid is, en dat de marmeren
plaat bestemd was om de beelden
der overledenen, als levenden
voorgesteld, b.v. in knielende
houding, te dragen, gelijk dat
omtrent dien tijd in zwang kwam.
De sprongen aan de hoeken
van den sokkel geven ook den
indruk, dat de kunstenaar hier
zuilen met een het geheel over-
huivende baldakijn heeft willen
plaatsen.
3. Toen Hendrik III in 1535
de Begijnen deed verhuizen, gaf
hij hun de nieuwe St.Wendelins-
kapel (zie blz. 96) tot kerk.
Na de Hervorming, in 1590,
werd zij aan de Waalsche ge-
meente afgestaan, die haar, op
een korte onderbreking na, tot
heden toe gebezigd heeft. Het
gebouwtje ligt met de zuidzijde Regentenkamer van het Protestantsch Weeshuis,
aan de Catharinastraat, waar ook
sinds de 17de eeuw ‘de toegang is en waar er lage vertrekjes tegenaan gezet zijn. Het
bestaat uit een schip met een traptoren tegen den noordwesthoek; en een choor, gesloten
door drie zijden van den achthoek. In de spitsboogvensters bevindt zich een eenvoudige,
laat-Gothische traceering. Een open dakruiter verlevendigt het zadeldak over het schip.
De fraaie leliekruisen op dit torentje en op den westelijken geveltop dateeren uit
omstreeks 1500.
117